2V Kapitel 9 Wortschatz B

Wortschatz Kapitel 9
Lernziel:
Ik ken de N-D woorden en kan deze vertalen
1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Wortschatz Kapitel 9
Lernziel:
Ik ken de N-D woorden en kan deze vertalen

Slide 1 - Slide

Welche Gebäude kennst du?
Schreibe das deutsche + niederländische
Wort auf.

Zum Beispiel:
der Supermarkt - de supermarkt

Slide 2 - Mind map

Welche Produkte kennst du?
Schreibe das deutsche + niederländische
Wort auf

Slide 3 - Mind map

Welche Übersetzungen gibt es für 'goedkoop'
A
billig, teuer,bar
B
günstig, billig, teuer
C
billig, bar, günstig
D
günstig, billig

Slide 4 - Quiz

Was ist die Übersetzung von:
pinnen

Slide 5 - Open question

Was ist die Übersetzung von:
de peper

Slide 6 - Open question

Was ist die Übersetzung von:
de groente

Slide 7 - Open question

Was ist die Übersetzung von:
de taart

Slide 8 - Open question

Was ist die Übersetzung von:
de aardappelen

Slide 9 - Open question

Übersetze:

Ik koop een brood.

Slide 10 - Open question

Übersetze:

Hoe wilt u (möchten) betalen?

Slide 11 - Open question

Übersetze:

Hoeveel kost het tasje?

Slide 12 - Open question

Übersetze:

Tot ziens!

Slide 13 - Open question

Übersetze:

Hoeveel heb je nodig?

Slide 14 - Open question

Übersetze:

Dat is goedkoop!

Slide 15 - Open question

Übersetze:

Dat is duur!

Slide 16 - Open question