Zwaardere bouw, stofwisseling, dikte van onderhuids vetlaag
Slide 10 - Slide
Het voedsel komt door de alvleesklier?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
Wat gebeurt er in je maag?
A
Zetmeel en koolhydraten worden verteert
B
Bacteriën worden gedood
C
Eiwitten worden afgebroken
D
Emulgeert vet
Slide 12 - Quiz
Wat is GEEN taak van de maag
A
Voedingsstoffen opnemen
B
Voedsel opslaan
C
Voedingsstoffen verteren
D
Voedsel kneden
Slide 13 - Quiz
De alvleesklier maakt alvleessap.
Waar in het verteringskanaal komt alvleessap voor het eerst in aanraking met de voedselbrij?
A
in de maag
B
in de lever
C
in de twaalfvingerige darm
D
in de dikke darm
Slide 14 - Quiz
Wat is een voedingsmiddel?
A
eiwit
B
vet
C
koekje
D
koolhydraten
Slide 15 - Quiz
Wielrenners eten vaak een paar uur voor de wedstrijd veel spaghetti. Waarom zouden ze dit doen?
Slide 16 - Open question
In je voeding zit voedingsvezel. In welke voedingsmiddelen zit voedingsvezel?
A
In dierlijke voedsel
B
In plantaardig voedsel
C
In beide
D
In geen van beide
Slide 17 - Quiz
Bijna al het water wordt weer opgenomen door het bloed.
De onverteerbare voedingsresten worden opgeslagen.
Hier zit het wormvormig aanhangsel aan vast.
Sluit het darmkanaal af.
Voedingsstoffen worden opgenomen in het bloed.
Zoek bij elke taak het juiste deel van het darmkanaal
endeldarm
anus
dikke darm
dunne darm
blindedarm
Slide 18 - Drag question
Waar vindt GEEN darmperistaltiek plaats?
A
3
B
5
C
6
D
11
Slide 19 - Quiz
Voeding is nodig voor een goede gezondheid. Waarvoor gebruikt je lichaam voeding?
A
als brandstof
B
als bouwstof
C
als reservestof
D
voor al deze functies en ook nog als beschermende stof
Slide 20 - Quiz
Voedingsstoffen
opnemen
Water onttrekken
uit de voedselbrij
Voedsel gelijk door
het verteringsstelsel
laten gaan
Dunne darm
Dikke darm
Maag
Slide 21 - Drag question
Noem 3 soorten tanden in jouw gebit
Slide 22 - Open question
Zet de organen van het verteringsstelsel in de juiste volgorde.
Dunne darm
Slokdarm
Endeldarm
Dikke darm
Twaalfvingerige darm
Maag
Slide 23 - Drag question
De vertering begint in de mond.
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quiz
Wat produceert de lever?
Slide 25 - Open question
Plateneters
Vleeseters
Alleseters
Plooikiezen
Kort verteringsstelsel
Celwanden in voedsel
Gemakkelijk verteerbaar
voedsel
Middellang verteringsstelsel
Knobbelkiezen
Knipkiezen
Slide 26 - Drag question
Welke bewering over de darmperistaltiek is juist?
A
De darmperistaltiek duwt het voedsel door de darmwand heen
B
De darmperistaltiek mengt het voedsel met verteringssappen
C
Voedingsvezels verminderen de darmperistaltiek
Slide 27 - Quiz
Klieren geven verteringssappen met enzymen af aan de inhoud van de delen Q en R van het verteringsstelsel. Welke zijn dit?
A
gal, darmsap en alvleessap
B
alvleessap, maagsap en gal
C
alvleessap, speeksel en gal
D
maagsap en alvleessap
Slide 28 - Quiz
De functie van het verteringsstelsel is het omzetten van ..................................... in ..........................................
Speeksel en maagsap zijn voorbeelden van .......................
De enzymen in ........................ zorgen ervoor dat voedingsstoffen ..................... worden afgebroken. Voedingsstoffen die ....................... door de darmwand heen kunnen, worden omgezet in verteringsproducten. Verteringsproducten kunnen ............................. door de darmwand heen.
Voedingsstoffen
Verteringsproducten
sneller
niet
verteringssappen
verteringssappen
wel
langzamer
Slide 29 - Drag question
Menno zegt: Wanneer je je anus-kringspier aanspant ga je poepen Annie zegt: De dikke darm bevat veel bacterien die helpen bij de afbraak van plantaardig materiaal Wie heeft er gelijk?
A
Allebei
B
Alleen Annie
C
Alleen Menno
D
Geen van beide
Slide 30 - Quiz
Enzymen verteren voedingsstoffen. In welke verteringssappen zitten enzymen die vetten verteren?
Slide 31 - Open question
Welk orgaan van het verteringsstelsel moet nummer 6 voorstellen?
A
Dikke darm
B
Mondholte
C
Slokdarm
D
Endeldarm
Slide 32 - Quiz
Welk verteringssap wordt er in de mond toegevoegd?