Mock testing Unit 4 Year 2 june 1st

1 / 33
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Today's goal
- practise irregular verbs
- practise vocabulary Unit 4
- practise ' or 's

Slide 2 - Slide

vertaal:
knapperig
A
powder
B
crispy
C
original
D
various

Slide 3 - Quiz

vertaal:
bureau
A
at the front
B
desk
C
at the back
D
picture

Slide 4 - Quiz

vertaal:
tekening
A
drawing
B
picture
C
various
D
copy

Slide 5 - Quiz

vertaal:
boos
A
upset
B
mad
C
angry
D
charge

Slide 6 - Quiz

vertaal:
poeder
A
crispy
B
piece
C
essay
D
powder

Slide 7 - Quiz

vertaal: stukje
A
bit
B
fry
C
glue
D
melt

Slide 8 - Quiz

vertaal: examine (to)
A
examineren
B
examen doen
C
slagen
D
onderzoeken

Slide 9 - Quiz

vertaal: dot
A
beetje
B
stip, puntje
C
echt
D
onderkant

Slide 10 - Quiz

vertaal: stok
A
wood
B
branch
C
stick
D
slice

Slide 11 - Quiz

vertaal: even
A
oneven
B
maar
C
zelfs
D
ook

Slide 12 - Quiz

verleden tijd van break is

Slide 13 - Open question

verleden tijd van choose is

Slide 14 - Open question

verleden tijd van cut is

Slide 15 - Open question

verleden tijd van see is

Slide 16 - Open question

verleden tijd van throw is

Slide 17 - Open question

vertaal: uitvinding
A
invention
B
piece
C
hook
D
charge

Slide 18 - Quiz

vertaal: ontwerpen
A
design
B
invent
C
various
D
competition

Slide 19 - Quiz

vertaal: meedoen met
A
enjoy
B
enter
C
do with
D
clear

Slide 20 - Quiz

vertaal: beoordelen
A
charge
B
have to
C
judge
D
required

Slide 21 - Quiz

vertaal: opstel
A
up pair
B
move
C
essay
D
drawing

Slide 22 - Quiz

vertaal: het plan van Sophie
A
Sophie's plan
B
Sophies' plan

Slide 23 - Quiz

vertaal: de hond van James
A
James's dog
B
James' dog
C
Jame's dog

Slide 24 - Quiz

vertaal: de winkel van zijn ouders
A
his parent's shop
B
his parents'shop

Slide 25 - Quiz

vertaal: de ballen van de kinderen
A
The children's balls
B
The childrens' balls

Slide 26 - Quiz

vertaal: de ballen van het kind
A
The child's balls
B
The childs' balls

Slide 27 - Quiz

vertaal:
(to) slice
A
roeren
B
leunen
C
voorstellen
D
in plakjes snijden

Slide 28 - Quiz

vertaal:
bevriezen
A
freeze
B
froze
C
stir
D
slice

Slide 29 - Quiz

vertaal:
rope
A
touw
B
stip, puntje
C
pagina
D
onderkant

Slide 30 - Quiz

vertaal:
breien
A
(to) bry
B
(to) knit
C
(to) move
D
(to) plug in

Slide 31 - Quiz

vertaal:
handig
A
real
B
finally
C
useful
D
possibly

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide