02-09-2020

Mittwoch, den 2. September 2020
1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Mittwoch, den 2. September 2020

Slide 1 - Slide

Heute
- Examenidioom K2 + woordenlijsten Ausblick + studiewijzer
- Hausaufgaben kontrollieren 
- GR2: Infinitiv mit "zu"
- Testfragen LessonUp 
- Hausaufgaben für Freitag

Slide 2 - Slide

Examenidioom + woordenlijsten

- Examenidioom K2: S. 17

- Woordenlijsten Ausblick: op papier én digitaal via Teams/Quizlet

- Studiewijzer in Teams (toetsstof!) 

Slide 3 - Slide

KB Aufgabe C2 (S. 15)

Richtig: 
1
3
5
6
8
9
10


Falsch: 
2. Die Jugendlichen glauben, dass viele Dinge schwieriger als früher sind. 
4. Sie glauben, dass der Gymnasialabschluss bessere Zukunftschancen verschafft.
7. Die Jugendlichen haben ein gutes Verhältnis zu ihren Eltern.

Slide 4 - Slide

Aufgabe 3d, AB S. 10-11
1. Als Jugendlicher muss man seine Probleme selbst lösen, man darf es aber auch tun. 
2. Man sollte sich langsam daran gewöhnen, Verantwortung zu übernehmen.
3. Die meisten Jugendlichen möchten/wollen ohne ihre Eltern verreisen.
4. Dabei möchten/wollen sie sich von ihren Eltern loslösen.

Slide 5 - Slide

Aufgabe 3d
5. Wenn Jugendliche alleine verreisen, können sie Dinge alleine entscheiden.
6. Hier zeigt sich dann, ob sie auch wirklich die richtigen Entscheidungen treffen können.
7. Den Kindern soll nichts passieren und sie sollen nicht in gefährliche Situationen geraten.
8. Und was wollen/möchten die Kinder?

Slide 6 - Slide

Aufgabe 3d
9. Natürlich mögen sie Freiheit und Unabhängigkeit.
10. Sie müssen aber auch vorsichtig und verantwortungsbewusst sein.
11. Dann müssen die Eltern den Wunsch nach mehr Unabhängigkeit und Selbstständigkeit ihrer Kinder akzeptieren.

Slide 7 - Slide

AB Aufgabe 4 (S. 12) 
gleich
anders
Zukunftsaussichten
x
Bildungsbewusstsein
x (Einführung)
Bildungsabschlüsse
x (Z. 2-3)
Angst vor Arbeitslosigkeit
x (Z. 9-11)
persönliche Unabhängigkeit
x (Z. 64-66)
Wertesystem
x (Z. 61-64)
Tugenden
x (Z. 67-69)
Bindung an die Religion
x (Z. 46-48)
Interesse an Politik
x (Z. 75-77)
Europa-Euphorie
x (Z. 88-91)

Slide 8 - Slide

GR2: Infinitiv mit "zu" 
* Infinitiv = ?
* zu = ? 




Slide 9 - Slide

GR2: Infinitiv mit "zu" 
* Infinitiv = infinitief (hele werkwoord)  
* zu = te 

--> Wanneer gebruik je een "Infinitiv+zu"-constructie? 


Slide 10 - Slide

GR2: Infinitiv mit "zu" 
* Infinitiv = infinitief (hele werkwoord)  
* zu = te 

--> Wanneer gebruik je een "Infinitiv+zu"-constructie? 
* Om te ... 
* Ter vervanging voor een ", dat"-constructie. En vice versa! 


Slide 11 - Slide

GR2: Infinitiv mit "zu" 
Voorbeelden: 

Het is voor mij belangrijk dat ik in vrijheid leef.
-->




Slide 12 - Slide

GR2: Infinitiv mit "zu" 
Voorbeelden: 

Het is voor mij belangrijk dat ik in vrijheid leef.
--> Het is voor mij belangrijk om in vrijheid te leven. 




Slide 13 - Slide

GR2: Infinitiv mit "zu" 
Voorbeelden: 

Het is voor mij belangrijk dat ik in vrijheid leef.
--> Het is voor mij belangrijk om in vrijheid te leven. 

Für mich ist es wichtig, dass ich in Freiheit lebe. 




Slide 14 - Slide

GR2: Infinitiv mit "zu" 
Voorbeelden: 

Het is voor mij belangrijk dat ik in vrijheid leef.
--> Het is voor mij belangrijk om in vrijheid te leven. 

Für mich ist es wichtig, dass ich in Freiheit lebe. 
Für mich ist es wichtig, jeden Tag in Freiheit zu leben. 




Slide 15 - Slide

GR2: Infinitiv mit "zu" 
Voorbeelden: 

Ik heb er zin in om in de winter op vakantie te gaan. 
-->



Slide 16 - Slide

GR2: Infinitiv mit "zu" 
Voorbeelden: 

Ik heb er zin in om in de winter op vakantie te gaan. 
--> Ik heb er zin in dat ik in de winter op vakantie ga.



Slide 17 - Slide

GR2: Infinitiv mit "zu" 
Voorbeelden: 

Ik heb er zin in om in de winter op vakantie te gaan. 
--> Ik heb er zin in dat ik in de winter op vakantie ga.

Ich freue mich darauf, im Winter in Urlaub zu gehen/fahren.



Slide 18 - Slide

GR2: Infinitiv mit "zu" 
Voorbeelden: 

Ik heb er zin in om in de winter op vakantie te gaan. 
--> Ik heb er zin in dat ik in de winter op vakantie ga.

Ich freue mich darauf, im Winter in Urlaub zu gehen/fahren.
Ich freue mich darauf, dass ich im Winter in Urlaub gehe/fahre.



Slide 19 - Slide

GR2: Infinitiv mit "zu" 
Let op! Het plaatsen van komma's werkt in het Duits iets anders.

1. In het Duits krijg je vóór "dass" ALTIJD een komma! 
--> Ich habe gehört, dass ihr morgen ins Kino geht. 




Slide 20 - Slide

GR2: Infinitiv mit "zu" 
Let op! Het plaatsen van komma's werkt in het Duits iets anders.

1. In het Duits krijg je vóór "dass" ALTIJD een komma! 
--> Ich habe gehört, dass ihr morgen ins Kino geht. 
2. De komma laat je weg als de infinitief het laatste woord van de zin is: 
--> Wir haben beschlossen wegzufahren. 




Slide 21 - Slide

GR2: Infinitiv mit "zu" 
Let op! Het plaatsen van komma's werkt in het Duits iets anders.

1. In het Duits krijg je vóór "dass" ALTIJD een komma! 
--> Ich habe gehört, dass ihr morgen ins Kino geht. 
2. De komma laat je weg als de infinitief het laatste woord van de zin is: 
--> Wir haben beschlossen wegzufahren. 
3. Je krijgt wél een komma als één van de volgende woorden in de zin staat: es, dazu, damit).
--> Wir haben uns dazu entschieden, wegzufahren.



Slide 22 - Slide

GR2: Infinitiv mit "zu" 
En dan nog iets... 

Een ",dass"-constructie gebruik je in het Duits altijd bij: 
- Werkwoorden van zeggen (bijv. sagen, fragen, erzählen)
- Werkwoorden van waarneming (bijv. lesen, hören, sehen)
- Werkwoorden van (niet zeker) weten of twijfelen (bijv. wissen, vermuten)

--> Hierbij gebruik je dus nooit een "Infinitiv+zu"-constructie

Slide 23 - Slide

GR2: Infinitiv mit "zu" 
Op de volgende 4 slides zie je zinnen met óf een "Infinitiv+zu"-constructie óf met een ",dass"-constructie staan. Schrijf ze op de andere manier. 

Dus: staat er "Infinitiv+zu", maak er dan een ",dass"-zin van. 
En staat er een zin met ",dass", dan maak je er "Infinitiv+zu" van. 

Slide 24 - Slide

Manche Leute haben Angst, dass sie ihren Job verlieren.

Slide 25 - Open question

Ich finde es wichtig, einen guten Schulabschluss zu haben.

Slide 26 - Open question

Peter hat den Traum, mit 18 nach Amerika umzuziehen.

Slide 27 - Open question

Meine Eltern haben es mir erlaubt, dass ich freitags ausgehe.

Slide 28 - Open question

An die Arbeit (= HA für Freitag) 
* Machen: Ausblick AB Aufgabe 5d + 6a

* Mitbringen: Literaturbuch (TrabiTour)


Slide 29 - Slide