Je kunt uitleggen dat glucose wordt omgezet in andere stoffen.
Je weet waar de plant eiwitten, zetmeel en vetten voor gebruikt.
Je kunt in je eigen woorden uitleggen waar een plant reservestoffen opslaat.
Je kunt vertellen op welke manier een plant zonder bladgroenkorrels overleeft.
Je kent de definitie van parasiet en gastheerplant.