HS 4 aanwijzend voornaamwoord, vragend voornaamwoord

Grammatica woordsoorten H4

aanwijzend voornaamwoord, vragend voornaamwoord
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica woordsoorten H4

aanwijzend voornaamwoord, vragend voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Theorie: aanwijzend voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw): deze, die, dat, dit, zulk(e), zo'n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde

  • Kan voor een zelfstandig naamwoord staan: deze mevrouw, dat paard, zo'n fiets
  • Kan ook alleen staan, je kunt er dan een zelfstandig naamwoord achter denken:
    Deze rode fiets vind ik mooier dan die gele (fiets). Vind jij dat ook? 

Dat en die zijn aanw.vnw als je het kunt vervangen door dit of deze.

Woorden die een plaats of een richting aangeven, zijn geen aanwijzend voornaamwoorden (daar, daarheen, daarover, daarlangs).




Slide 2 - Slide

Vragend voornaamwoord (vr. vnw.)
Er zijn vier vragende voornaamwoorden:
wie, wat, welk(e), wat voor (een).
Deze vier moet je dus gewoon uit je hoofd leren :)

Vragende voornaamwoorden staan meestal aan het begin van een vraag. 

Slide 3 - Slide

Dit zijn de vier vragende voornaamwoorden:

Slide 4 - Open question

1. Ik hou niet van ... grapjes, omdat ...
discriminerend zijn.

Slide 5 - Open question

2. Karin heeft ... moeilijke tekst vast niet ... geschreven.

Slide 6 - Open question

Kies de juiste woordsoort?

Wat = ...
A
zn
B
zww
C
aanw.vnw
D
vr.vnw

Slide 7 - Quiz

Kies de juiste woordsoort?

een = ...
A
lw
B
lw
C
hww
D
zww

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste woordsoort?

werd = ...
A
aanw.vnw
B
vr.vnw
C
hww
D
zww

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste woordsoort?

Griekse = ...
A
aanw.vnw
B
vr.vnw
C
bn
D
zn

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste woordsoort?

Athene = ...
A
zn
B
bn
C
aanw.vnw
D
vr.vnw

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste woordsoort?

volbracht = ...
A
aanw.vnw
B
vr.vnw
C
hww
D
zww

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste woordsoort?

wie = ...
A
aanw.vnw
B
vr.vnw
C
zn
D
zww

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste woordsoort?

deze = ...
A
aanw.vnw
B
vr.vnw
C
hww
D
zww

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste woordsoort?

opgelopen = ...
A
lw
B
lw
C
hww
D
zww

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste woordsoort?

waarheid = ...
A
zn
B
bn
C
aanw.vnw
D
lw

Slide 16 - Quiz

Kies de juiste woordsoort?

zo'n = ...
A
zn
B
bn
C
aanw.vnw
D
vr.vnw

Slide 17 - Quiz

Kies de juiste woordsoort?

de = ...
A
zn
B
bn
C
lw
D
aanw.vnw

Slide 18 - Quiz

Kies de juiste woordsoort?

kies = ...
A
vr.vnw.
B
lw
C
zww
D
hww

Slide 19 - Quiz

Kies de juiste woordsoort?

wereldrecord = ...
A
zn
B
bn
C
zww
D
hww

Slide 20 - Quiz

Kies de juiste woordsoort?

welke = ...
A
aanw.vnw
B
vr.vnw
C
zww
D
hww

Slide 21 - Quiz

Kies de juiste woordsoort?

uur = ...
A
zn
B
bn
C
aanw.vnw
D
het goede antwoord staat er niet bij

Slide 22 - Quiz

Kies de juiste woordsoort?

dat = ...
A
zn
B
bn
C
aanw.vnw
D
vr.vnw

Slide 23 - Quiz