This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
5.4 Erfelijkheid en evolutie
Telefoon in telefoon-zak
Zit volgens plattegrond
Open bio boek op BLZ. 132
Slide 1 - Slide
Terugblik!
Slide 2 - Slide
Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
Slide 3 - Quiz
Chromosomen komen alleen voor in geslachtscellen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
Chantal heeft een hond. Een spiercel van deze hond bevat 78 chromosomen. Hoeveel chromosomen heeft deze hond in een levercel?
A
39
B
78
C
156
D
36
Slide 5 - Quiz
Vraag:
Welke stuk DNA bevat gelijke genen en welke ongelijke?
genenparen met gelijke genen
genenparen met gelijke genen
genenparen met ongelijke genen
genenparen met gelijke genen
genenparen met ongelijke genen
Slide 6 - Drag question
Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
Slide 7 - Quiz
Hoeveel chromosomen hebben wij?
A
22
B
23
C
44
D
46
Slide 8 - Quiz
46
Fenotype
nieuw genotype
aantal chromosomen
23 chromosomen
Zaadcel
Slide 9 - Drag question
Zet in de juiste volgorde van klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel
Slide 10 - Quiz
Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden
Slide 11 - Quiz
Leerdoel
7 Je kunt de evolutietheorie beschrijven.
Er leven miljoenen soorten organismen op aarde. Deze vormen van leven kunnen er erg verschillend uitzien. Soorten kunnen ontstaan, veranderen en verdwijnen.
Slide 12 - Slide
0
Slide 13 - Video
Hengelvis, leeft in de diepzee
Slide 14 - Slide
Andescondor: vleugelwijdte 3 meter
Colibri: vleugelwijdte 5 cm
Slide 15 - Slide
rups, coccon lijkt op vogelpoep
bij gevaar ontploft deze mier.
Kan hij helaas maar 1 keer doen
Slide 16 - Slide
Evolutie
De levensvormen op aarde zijn in de loop van de tijd ontstaan en veranderd. De ontwikkeling van het leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen, noem je evolutie.
Slide 17 - Slide
Evolutietheorie
Is vanaf de 18de eeuw ontwikkeld.
Charles Darwin is de grondlegger (degene die ermee begon)
Er zijn veel feiten die deze theorie ondersteunen (argumenten voor de evolutietheorie).
Slide 18 - Slide
Evolutietheorie
Gaat uit van:
Miljoenen jaren
Variatie in genotypen
Natuurlijke selectie
Het ontstaan van nieuwe soorten.
Slide 19 - Slide
Variatie in genotypen
Populatie= een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich met elkaar kunnen voortplanten.
Nieuwe genotypen ontstaan (voortplanting & mutaties)
Diversiteit in een populatie (dus ze zijn allemaal nét iets anders)
Slide 20 - Slide
Hoe meer overeenkomst twee organismen vertonen, hoe meer ze bij dezelfde groepen worden ingedeeld.
Lijken op elkaar, zitten in dezelfde familie
Lijken niet elkaar, zitten niet eens in zelfde rijk
Slide 21 - Slide
Soort
Organismen behoren alleen tot dezelfde soort als ze zich onderling kunnen voortplanten en de nakomelingen vruchtbaar zijn.
Slide 22 - Slide
Soort
Soms lijken dieren heel erg op elkaar, maar behoren ze niet tot dezelfde soort!
Deze zijn niet dezelfde soort!
Slide 23 - Slide
Soms lijken dieren helemaal niet op elkaar maar behoren ze wel tot 1 soort!
Slide 24 - Slide
Ras
Een soort kan uit verschillende rassen bestaan.
Bijvoorbeeld alle hondenrassen behoren tot de soort hond.
Slide 25 - Slide
Honden: Wel 1 soort
+
=
Beagle Pug Puggle
(kan voortplanten)
Slide 26 - Slide
Leeuw en Tijger: Niet 1 soort
+
=
Leeuw Tijger Lijger
(kan niet voortplanten)
Slide 27 - Slide
Natuurlijke selectie
Er worden véél meer nakomelingen geboren dan er plaats/voedsel voor is. Veel gaan dood.
De best aangepaste zullen overleven. Deze aanpassing heeft vaak met het genotype te maken.
Deze aanpassing wordt dus doorgegeven aan de nakomelingen.
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Video
Natuurlijke selectie
Individuen die het beste aangepast zijn, hebben de beste overlevingskansen
=
Grotere kans om eigenschappen door te geven aan nakomelingen
Slide 30 - Slide
Natuurlijke selectie - nog een voorbeeld
Beste kanshebbers worden geselecteerd.
Slide 31 - Slide
Aanpassing aan het milieu
Een dier dat goed aan zijn milieu is aangepast, heeft een grote overlevingskans. Van dit dier zullen waarschijnlijk veel nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten. De eigenschappen die gunstig zijn om te overleven, worden doorgegeven aan de nakomelingen.
Een dier dat slecht aan het milieu is aangepast, krijgt waarschijnlijk weinig of geen nakomelingen. Het ongunstige genotype wordt zo vrijwel niet doorgegeven aan de nakomelingen.
Slide 32 - Slide
Het is belangrijk dat bij een soort veel verschillende genotypen en fenotypen voorkomen. De soort heeft dan een grote overlevingskans. Als de omstandigheden veranderen, is de kans groot dat er organismen zijn met de juiste eigenschappen voor die nieuwe omstandigheden.
Het klimaat kan bijvoorbeeld veranderen. Het is dan gunstig als er verschillende genotypen en fenotypen voorkomen. De kans is dan groot dat enkele organismen goed zijn aangepast aan het nieuwe klimaat.
Slide 33 - Slide
Het onstaan van nieuwe soorten
Natuurlijke selectie lijdt niet tot een nieuwe soort totdat de twee groepen van elkaar gescheiden raken en zich daardoor niet meer kunnen voortplanten (isolatie). Dan pas begint het ontstaan van een nieuwe soort.
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Evolutie:
De ontwikkeling van het leven op aarde waarin soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
Evolutie is NIET bewust, evolutie heeft GEEN doel.