introductie

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 6

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Nieuwe docenten
Nienke Trap-donderdag 11.00-11.45
Livia Schaperkotter-woensdag 8.30-9.45

Lezen op woensdag: neem een leesboek mee!
Grammatica beide dagen
luisteren, lezen, schrijven, spreken op beide dagen

Slide 2 - Slide

Oude regels
Laptop, schrift, pen en potlood
We openen de laptop pas als dit nodig is
Geen mobieltjes en koptelefoons

Slide 3 - Slide

Final phase unit
Formative practise for listening, speaking, writing and reading so we can create 2 levels in the group for Term 3

Slide 4 - Slide

Nienke Trap
Dutch LA teacher MYP3/5
  • Getrouwd met Gavin, twee kinderen
  • Josie (14 jr) en Donovan (11 jr)
  • Yogadocent en journalist
  • Hobby's: yoga, hardlopen
  • Ik woon vlakbij Haarlem

Slide 5 - Slide

  • Huisdieren: twee katten,
    Bamboe en Coco 
  • Doel: leerlingen motiveren om Nederlands
    te leren door verbinding te zoeken met de 
    Nederlandse cultuur en maatschappij

Slide 6 - Slide

Task: stel jezelf voor
-Vertel waar je woont 
-je familie en huisdieren
-Hoe lang woon je in Nederland
-hobby's
-Wat is je beste of slechtste evaring met de NL taal?
-Wat doe je over 5 jaar?
-gebruik foto's en plaatjes, 2 slides max

Slide 7 - Slide

Quiz
Quiz with a mix of subject to give us an impression of your level of Dutch grammar.

Slide 8 - Slide

Piet leest een boek.

Which word is the subject?
A
een boek
B
een
C
leest
D
Piet

Slide 9 - Quiz

Which word is the verb in the sentence?
Josef loopt buiten.
A
Josef
B
loopt
C
buiten.

Slide 10 - Quiz

____ woon je?
A
waar
B
wat
C
wie
D
waarom

Slide 11 - Quiz

____huil je?
A
wie
B
waarom
C
waar
D
hoe

Slide 12 - Quiz

____begint de vakantie?
A
hoe
B
wanneer
C
wie
D
waar

Slide 13 - Quiz

Zwemt jij in het zwembad?
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quiz

Lees jij een boek?
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quiz

Who is married to an opa?
A
de tante
B
de oma
C
de zus
D
de broer

Slide 16 - Quiz

Which word means date of birth?
A
stiefmoeder
B
broer
C
geboorteplaats
D
geboortedatum

Slide 17 - Quiz

Ze eten een broodje.

Wat is 'eten'?
A
the verb
B
the subject

Slide 18 - Quiz

Het broodje is goedkoop.

Wat is 'is'?
A
the verb
B
the subject

Slide 19 - Quiz

Het broodje is gezond.

Wat is 'het broodje'?
A
the verb
B
the subject

Slide 20 - Quiz

Welke zin is goed?
Which sentence is correct?
A
Ik morgen ga naar huis
B
Ik ga morgen naar huis
C
Morgen ik ga naar huis
D
Naar huis ik ga morgen

Slide 21 - Quiz

Welke zin is fout?
Which sentence is wrong?
A
Gisteren fietste ik met mijn broer
B
Gisteren ik fietste met mijn broer
C
Ik fietste gisteren met mijn broer

Slide 22 - Quiz

Wat zijn lidwoorden? What are articles?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 23 - Quiz

What words are nouns? Welke woorden zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het, een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, bal
D
lopen, werken, denken

Slide 24 - Quiz

What words are adjectives? Welke woorden zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het, een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, bal
D
lopen, werken, denken

Slide 25 - Quiz

Welke zin is goed? What sentence is correct?
A
het lieve kind
B
de lieve kind
C
een lieve kind
D
de lief kind

Slide 26 - Quiz

10-15 min
Werk aan de opdracht. Als je klaar bent, stuur je de slides via e-mail naar n.trap@aisc.espritscholen.nl en l.schaperkotter@aics.espritscholen.nl


timer
15:00

Slide 27 - Slide