Haben/sein

wat is de vertaling van de werkwoorden haben/sein?
1 / 33
next
Slide 1: Mind map
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

wat is de vertaling van de werkwoorden haben/sein?

Slide 1 - Mind map

haben/sein
haben = hebben 
ich habe  > ik heb
du hast    > jij hebt
er/sie/es hat > hij heeft
wir haben > wij hebben
ihr habt > jullie hebben 
sie/Sie haben > zij hebben 

sein = zijn
ich bin > ik ben
du bist > jij bent
er/sie/es ist > hij is
wir sind > wij zijn 
ihr seid > jullie zijn
sie/Sie sind > zij zijn

Slide 2 - Slide

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
ihr
sie/Sie
wir
habe
hast
hat
haben
haben
habt

Slide 3 - Drag question

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
sind
seid

Slide 4 - Drag question

Ich .... (sein)
1/18
A
bin
B
bint
C
bist
D
seine

Slide 5 - Quiz

du ... (sein)
3/18
A
ist
B
bist
C
ist
D
binst

Slide 6 - Quiz

ich ... (haben)
6/18
A
habe
B
hat
C
habt
D
hast

Slide 7 - Quiz

Meine Mutter ... (sein)
9/18
A
bin
B
bist
C
ist
D
sein

Slide 8 - Quiz

(Heb jij) Lust zu grillen?
(Ik ben) gern am Strand.
Im Dezember (is het) kalt.
Julius (heeft) nur abends Zeit.
(Zijn) die Straßen heute glatt?
(Hebben) deine Eltern die Reise schon gebucht?
ist es
ich bin
hat
sind
hast du
haben

Slide 9 - Drag question

............... du currywurst gekauft

Slide 10 - Open question

Ich weiß nicht, was ich falsch gemacht ................ .

Slide 11 - Open question

Ariane ............... noch in der Schule.
A
ist
B
wird
C
hat
D
hast

Slide 12 - Quiz

.................. du müde? (sein)

Slide 13 - Open question

Johann, wo...............du? (sein)

Slide 14 - Open question

............... du Zeit für mich? (haben)

Slide 15 - Open question

Wir _______________ keine Ahnung, wie er heißt

Slide 16 - Open question

Mein Bruder _______________ eine leichte Verletzung.

Slide 17 - Open question

Erik und Manuel _______________ viel größer als er.

Slide 18 - Open question

_______________ Sie Herr Meyer?

Slide 19 - Open question

Unsere Mutter _______________ wirklich wütend auf uns.

Slide 20 - Open question

12

Slide 21 - Video

00:30
Welk bericht heeft de presentator zelf verzonnen?
A
Merkel eist: Zomertijd gaat pas over 3 weken in!
B
Merkel eist: Zomervakantie is nog maar 3 weken!

Slide 22 - Quiz

01:03
Wat wil de presentator graag weten?
A
Of men onderscheid kan maken tussen 'echt' en fake news
B
Of men thuis fake news kan maken

Slide 23 - Quiz

01:36
Over welk thema wil de presentator de klas zogenaamd spreken?

Slide 24 - Open question

02:10
Hoe komen kinderen aan hun nieuwsberichten?
A
Tv & Kiosk
B
YouTube & via ouders
C
Radio & YouTube

Slide 25 - Quiz

03:03
De jongen met de bril
meisje met grijs shirt
Meisje met zwart shirt
Vindt het erg stom.
Is geshockt. 
Zou het delen op sociale media

Slide 26 - Drag question

04:24
Over welk thema werd de afgelopen tijd veel gesproken?

Slide 27 - Open question

05:01
Welke twee redenen werden genoemd waarom Fake-nieuws wordt gemaakt?
A
Geld verdienen & mensen shockeren
B
Geld verdienen & mensen tegen elkaar opzetten
C
Geld verdienen & haat creëren naar alle vluchtelingen

Slide 28 - Quiz

05:17
Andre Wolf is een ''Fake-news-Jäger'' ofwel:
Hij onderzoekt....
A
ob Meldungen & Nachrichten im Netz 'fake' sind.
B
herauszufinden, ob Robert oft ''fake'' Nachrichten schickt

Slide 29 - Quiz

05:59
Hoe ziet Andre dat het hier om 'fake-news' gaat?
A
kop en tussenkopjes
B
Lay-Out en bron
C
bron en kop

Slide 30 - Quiz

06:42
Uit welk jaar komt deze foto oorspronkelijk?

Slide 31 - Open question

07:58
Wat wil men bereiken met het verspreiden van 'fake-nieuws' over politici?
A
Er worden fake IS berichten vanuit politici gestuurd.
B
Politici zetten zich tegen elkaar op.
C
Dat politici uiteindelijk meer stemmen krijgen.
D
Dat politici in een kwaad daglicht worden gezet.

Slide 32 - Quiz

07:58
Welke drie tips geeft
Andre om
met 'Fake-nieuws' om te gaan?

Slide 33 - Mind map