C-RW8 WL2 Terugblik

Een verhouding geeft een vergelijking aan van aantallen, die naar voren komen in getalsmatige, meet-, of meetkundige aspecten van een situatie.
Vergelijking met getalsmatige aspecten
Vergelijking met meet aspecten
Vergelijking met meetkundige aspecten
1 / 14
next
Slide 1: Drag question
WiskundeHBOStudiejaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Een verhouding geeft een vergelijking aan van aantallen, die naar voren komen in getalsmatige, meet-, of meetkundige aspecten van een situatie.
Vergelijking met getalsmatige aspecten
Vergelijking met meet aspecten
Vergelijking met meetkundige aspecten

Slide 1 - Drag question

Vergelijking met getalsmatige aspecten
Vergelijking met meet aspecten
Een verhouding geeft een vergelijking aan van aantallen, die naar voren komen in getalsmatige, meet- of meetkundige aspecten van een situatie.
Vergelijking met meetkundige aspecten

Slide 2 - Slide

Wat is geen juist voorbeeld van een samengestelde grootheid?
A
Snelheid
B
Bevolkingsdichtheid
C
Gewicht
D
Brandstofverbruik

Slide 3 - Quiz



Snelheid (lengte en tijd; km per uur)
Brandstofverbuik (lengte en inhoud; km per liter)

 
Samengestelde grootheid
 

Twee grootheden worden verhoudingsgewijs met elkaar vergeleken.

Slide 4 - Slide

Absolute gegevens
Relatieve gegevens
Je kijkt bij deze gegevens alleen naar het werkelijke aantal.
Je kijkt bij deze gegevens naar verhoudingen, waarbij je let op het deel en het geheel.
Voorbeeld:
De hoogte van de Domtoren is 112 meter.
De hoogte van de Martinitoren is 97 meter.
Voorbeeld:
Boris is als zevenjarige drie keer zo lang als toen hij net geboren was. Elis is als driejarige  twee keer zo lang als toen ze net geboren was.

Slide 5 - Drag question

Absolute gegevens
Relatieve gegevens
Je kijkt bij deze gegevens alleen naar het werkelijke aantal.
Je kijkt bij deze gegevens naar verhoudingen, waarbij je let op het deel en het geheel.
Voorbeeld:
Boris is als zevenjarige drie keer zo lang als toen hij net geboren was. 
Elis is als driejarige twee keer zo lang als toen ze net geboren was.
Voorbeeld:
De hoogte van de Domtoren is 112 meter.
De hoogte van de Martinitoren is 97 meter.

Slide 6 - Slide

Evenredig verband
Niet evenredig verband
Omgekeerd evenredig verband
De aantallen staan in een constante verhouding met elkaar. Wanneer het ene aantal met een factor toe- of afneemt, neemt het andere aantal met dezelfde factor toe of af.
De aantallen staan in een constante verhouding met elkaar. Dat betekent dat wanneer het ene aantal met een factor toeneemt, het andere aantal met dezelfde factor afneemt, en omgekeerd.
Wanneer het ene aantal met een factor toe- of afneemt, neemt het andere aantal NIET met dezelfde factor toe of af.

Slide 7 - Drag question

Evenredig verband
Niet evenredig verband
Omgekeerd  evenredig verband
De aantallen staan in een constante verhouding met elkaar. Dat betekent dat wanneer het ene aantal met een factor toeneemt, het andere aantal met dezelfde factor afneemt, en omgekeerd.
Wanneer het ene aantal met een factor toe- of afneemt, neemt het andere aantal NIET met dezelfde factor toe of af.
De aantallen staan in een constante verhouding met elkaar. Wanneer het ene aantal met een factor toe- of afneemt, neemt het andere aantal met dezelfde factor toe of af.

Slide 8 - Slide

Rekenen met verhoudingen in evenredig verband:
Verhoudingen vergelijken
Schaal berekenen
Berekenen van de 4e evenredige
Karin leest 12 bladzijden in 45 minuten. René leest 14 bladzijden in 50 minuten. Wie leest de meeste bladzijden per uur?  
Sandra legt in 1 uur een afstand van 4 kilometer af. Als ze maar een half uur wandelt, hoeveel kilometer legt ze dan af?

Slide 9 - Drag question

Rekenen met verhoudingen in evenredig verband:
Sandra legt in 1 uur een afstand van 4 kilometer af. Als ze maar een half uur wandelt, hoeveel kilometer legt ze dan af?
Karin leest 12 bladzijden in 45 minuten. René leest 14 bladzijden in 50 minuten. Wie leest de meeste bladzijden per uur?  
Verhoudingen vergelijken
Schaal berekenen
Berekenen van de 4e evenredige

Slide 10 - Slide

Interne verhouding
Externe verhouding
Je vergelijkt twee zaken van dezelfde grootheid.
Je vergelijkt twee zaken van verschillende grootheden.
Voorbeeld: 
De verhouding van het aantal jongens en het aantal meisjes in de groep.
Voorbeeld:
Het benzineverbruik van een auto berekenen.

Slide 11 - Drag question

Interne verhouding
Externe verhouding
Je vergelijkt twee zaken van verschillende grootheden.
Je vergelijkt twee zaken van dezelfde grootheid.
Voorbeeld:
De verhouding van het aantal jongens en het aantal meisjes in de groep.
Voorbeeld:
Het benzineverbruik van een auto berekenen.

Slide 12 - Slide

Kwalitatieve verhouding
Kwantitatieve verhouding
Verhoudingen waarbij geen getal wordt gebruikt.
Verhoudingen die uitgedrukt worden in getallen.

Slide 13 - Drag question

Kwalitatieve verhoudingen
Kwantitatieve verhoudingen
Verhoudingen die uitgedrukt worden in getallen.
Verhoudingen waarbij geen getal wordt gebruikt.

Slide 14 - Slide