2HV - Verbranding en ademhaling - bs 5 + 6

2HV

Thema 1.
Verbranding en ademhaling
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

2HV

Thema 1.
Verbranding en ademhaling

Slide 1 - Slide

Basisstof 5

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
8. Je kunt uitleggen wat je zelf kunt doen om je luchtwegen gezond te houden.
9. Je kunt beschrijven wat hooikoorts is.

Slide 3 - Slide

Schone longen
Tabakrook: 
  • Duizenden stoffen die schadelijk zijn voor je longen. Minstens veertig kankerverwekkend
  • Teerdruppeltjes beschadigen de binnenkant van de luchtwegen
Beschadigde longen kunnen minder goed zuurstof opnemen. Hierdoor kun je minder inspanning verrichten.

Slide 4 - Slide

0

Slide 5 - Video

Bewegen en zingen
Bij flinke inspanning heeft je lichaam veel zuurstof nodig, waardoor je dieper gaat ademhalen. 
Sporten versterkt zo de ademhalingsspieren en zorgt ervoor dat de longinhoud groter wordt.

Slide 6 - Slide

Smog
  • Smog is luchtvervuiling die vooral bestaat uit fijnstof. 
  • De kans op smog is groter bij weinig wind.
  • Het fijnstof en andere luchtvervuiling worden dan niet goed afgevoerd. 

Slide 7 - Slide

Hooikoorts
  • Bij een allergie ben je overgevoelig voor bepaalde stoffen
  • Hooikoorts is de meest voorkomende vorm van allergie
  • Ingeademde stuifmeelkorrels blijven kleven aan het slijmvlies in je luchtwegen.
  • Sommige mensen kunnen er niet tegen wanneer hun slijmvlies in aanraking komt met stuifmeel van bepaalde planten. 

Slide 8 - Slide

Basisstof 6

Slide 9 - Slide

Leerdoel
10. Je kunt beschrijven hoe de gaswisseling plaatsvindt bij verschillende diergroepen.

Slide 10 - Slide

Eencellige
  • Amoeben zijn eencellige organismen
  • Bij eencellige organismen vindt ademhaling plaats via het celmembraan. 
  • Het oppervlak van het celmembraan is groot genoeg voor de gaswisseling
  • Eencelligen hebben geen speciale ademhalingsorganen.

Slide 11 - Slide

Meercellige
  • Oppervlak van het lichaam niet groot genoeg om voldoende zuurstof en koolstofdioxide uit te wisselen met de omgeving
  • Huid ondoorlaatbaar
  • Speciale ademhalingsorganen
  • Tracheeën bij insecten, kieuwen bij vissen en longen bij zoogdieren en vogels

Slide 12 - Slide

Insecten
  • Insecten hebben tracheeën
  • Tracheeën zijn sterk vertakte buisjes in het lichaam van een insect. 
  • Via openingen komt lucht in het tracheeënstelsel -->stigma’s 
  • De kleine vertakkingen van de tracheeën eindigen overal in het lichaam.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Vissen
  • Vissen halen adem met kieuwen
  • De kieuwen liggen vlak achter de kop in de kieuwholten 
  • De kieuwholten zijn bedekt door kieuwdeksels
  • Elke kieuw bestaat uit een kieuwboog, met daarop een groot aantal kieuwplaatjes 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Vissen (vervolg)
  • In de kieuwplaatjes liggen veel dunne bloedvaatjes. 
  • De wand van de kieuwplaatjes is erg dun 
  • Samen hebben de kieuwplaatjes een groot oppervlak. 
  • Snelle gaswisseling
  • Zuurstof van water --> bloed
  • Koolstofdioxide van bloed --> water

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Vogels
  • Andere longen dan mensen
  • Aan de bovenkant van de snavel bevinden zich twee neusopeningen 
  • Daarachter ligt de neuskamer, een soort neusholte. 
  • De longen van vogels zijn kleiner dan de longen van zoogdieren en hebben geen longblaasjes

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Luchtzakken
  • Aan de longen zitten luchtzakken 
  • Een aantal luchtzakken ligt aan de voorkant van de longen, een aantal ligt meer aan de achterkant
  • De longen van een vogel worden niet groter en kleiner, de luchtzakken om de longen wel

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Ademhaling bij vogels
Inademen
  • Alle luchtzakken worden groter. 
  • Vanuit de luchtpijp stroomt verse lucht naar de achterste luchtzakken
  • Vanuit de longen stroomt lucht naar de voorste luchtzakken

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Ademhaling bij vogels
Uitademen
  • Lucht stroomt vanuit de voorste luchtzakken via de luchtpijp naar buiten
  • Lucht stroomt van de achterste luchtzakken de longen in 
Op deze manier stroomt er steeds lucht met veel zuurstof langs de bloedvaatjes in de longen. Hierdoor verloopt de gaswisseling sneller dan bij zoogdieren.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide