In de tijd van het moderne imperialisme (1870-1914) hadden Europeanen grote delen van Oost-Azië onderworpen.
De Europeanen bestuurden hun kolonies met behulp van de inheemse elite.
Jongemannen uit aanzienlijke families kregen een opleiding aan westerse universiteiten en hogescholen.
--> kregen les over democratie en nationalisme.
''nationalisme'' was voor 1914 alleen iets van hoogopgeleiden, maar onder het volk was er wel haat tegen de Europese overheersers.