1 a-d Eigen werk.
2 Eigen werk.
3 De aandacht van de lezer trekken. / De lezer nieuwsgierig maken.
4 De schrijver gebruikt twee manieren: vragen stellen en het onderwerp aankondigen.
5 ze verwijst naar insecten (regel 25)
Dat verwijst naar ‘Bleven al die beestjes niet in zijn kiezen plakken?’ (regel 29)
die verwijst naar de kakkerlakken (regel 31)
ze verwijst naar de kakkerlakken (regel 31)
ze verwijst naar ‘De poppen van de zijdevlinder’ (regel 37)
6 A niet waar. Hij was van plan zijn avondeten te verrijken met geleedpotigen. Dat betekent dat hij bij zijn gewone eten ook insecten zou eten, als extraatje. (regel 6-7)
B niet waar. Dit is niet direct uit de tekst af te leiden. De insecten komen uit de vriezer. Na één nacht in de vriezer gaan ze in een soort winterslaap. (regel 18-20)
C waar. Camren wil eerst zien dat een ander iets eet en zijn vriend Felipe at weleens kakkerlakken. (regel 33-34)
8 Zowel de kakkerlakken als de poppen van de zijdevlinder zagen er smerig uit.
9 Een tarantula is een soort spin.
10 a Ik eet niet zomaar iets. Ik kijk altijd hoe het eten eruitziet en of een ander het ook eet.
b Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ja, want hij haalt de recepten voor de insecten uit boeken van insectenkoks. Hij bereidt zich dus wel goed voor. Hij eet pas iets als hij weet dat een ander het ook heeft gegeten.
Nee, want hij eet wel alle insecten.
11 a Eigen antwoord.
b Eigen antwoord. Heb je kort en duidelijk toegelicht of de tekst antwoord heeft gegeven op je vragen?
12 a Eigen antwoord. Heb je toegelicht waarom je een ander wel of niet zou aanraden de tekst te lezen?
b Eigen antwoord. Heb je uitgelegd waarom je de tekst makkelijk of moeilijk vond.