1. Je herkent en benoemt minimaal
10 verschillende schapenrassen
2. Je legt uit hoe de dagelijkse en periodieke verzorgende werkzaamheden van schapen uitgevoerd moeten worden
3. Je kan een schaap de juiste hoeveelheid voer en water geven
4. Je kan beoordelen of het voer geschikt is voor schapen
5. Je kan een schaap op de juiste wijze met oog voor dierenwelzijn hanteren en fixeren
6. Je kan verschillende huisvestingssystemen van schapen benoemen
7. Je kan aangeven welke voor- en nadelen bij de huisvestingssystemen benoemen
8. Je kan de specifieke huisvestingsbehoeften van schapen benoemen