Grammar 13- Word volgorde

Welcome 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welcome 

Slide 1 - Slide

Woord volgorde

Word order




page 79 TB

Slide 2 - Slide

Woordvolgorde
  • Woordvolgorde is de manier waarop een Engelse zin opgebouwd is uit woorden.

  • Je houd een bepaalde volgorde aan van verschillende woorden en daar vorm je een correcte Engelse zin mee.

Slide 3 - Slide

Voorbeelden
  • I - am walking - to school - today.
Wie? - doet? - wat? - wanneer?

  • (Yesterday) She - bought - a blue dress. (yesterday)
(wanneer?) - wie? - doet? - wat/wie? - waar? - wanneer?

  • They - are - usually - at the gym - on Mondays.
wie? - doet? - (hoe vaak)?- wat? - waneer? 


Let op:
Adverbs of Time are: 
and can be placed infront or at the end of a sentence.

Adverbs of Frequecy are:  
and can be placed before the verb or at the beginning>>????/?

Slide 4 - Slide

Woordsoorten
Elk Engels woord hoort bij een woordsoort.
I - we = persoonlijke voornaamwoord
always = bijwoord van frequentie
go to = werkwoord
the = lidwoord
the zoo = plaatsbepaling


Slide 5 - Slide

Belangrijke woorden
Bijwoorden van frequentie geven aan hoe vaak iets gebeurt in een zin. Bijvoorbeeld: always, never, sometimes, usually.

Deze woorden staan altijd bij de werkwoorden:
1. bij één werkwoord staan ze ervoor, behalve bij am/are/is/was/were
2. bij twee of meer werkwoorden altijd achter het 1e werkwoord.

Slide 6 - Slide

Voorbeelden
I always go to the swimming pool on Friday.
They never watch television at home.
He usually drinks a beer in the weekends.

Slide 7 - Slide

Tijd en plaats in de zin
* De tijdsbepaling (wanneer iets gebeurt) mag vooraan of achteraan in de zin.
*Je mag de tijd alleen vooraan zetten als dat het belangrijkste in de zin is.

When did you see him? > Yesterday I saw him.

Slide 8 - Slide

Tijd en plaats in de zin.
Eerst komt de plaatsbepaling en dan de tijdsbepaling in de zin.
Ezelsbruggetje: patat - toetje.
                                plaats - tijd.

I saw him at the supermarket last week.
We went to Mexico two years ago.

Slide 9 - Slide

Practice Worksheet
Duplo blokken / Tic tac candy?

Slide 10 - Slide

Wat ging goed tijdens het oefenen?

Slide 11 - Open question

Wat vind ik nog lastig aan de woordvolgorde?

Slide 12 - Open question