2.1 wetenschap denken

Bespreken vorige les
1 / 40
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bespreken vorige les

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

LessonUp account
Ga naar de App Store of Google Play.
Download daar de LessonUp app. 

Slide 16 - Slide

aanmelden LessonUP

Slide 17 - Slide

Hoofdstuk 2

De tijd van Grieken en Romeinen

Paragrafen:
Wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat
Het Romeinse imperium
De Grieks-Romeinse cultuur
Romeinen en Germanen
Jodendom en Christendom

Slide 18 - Slide

Hoofdstuk 2
Kenmerkende aspecten:
4. De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
5. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
6. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
7. De confrontatie tussen de Griek-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa
8. De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als eerste monotheïstische godsdiensten

Slide 19 - Slide

het oude Griekenland

Slide 20 - Mind map

KA: de ontwikkeling van wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat
In deze les onderzoeken we de ontwikkeling van wetenschap. 

Slide 21 - Slide

Polis (poleis)
rond 300 in Griekenland
'stad' omringd door platteland
- Autarkisch
- Autonoom

Extra info (achtergrond informatie)

Het oude Griekenland was niet één land, maar bestond uit verschillende stadstaten. Dit kwam door het Griekse landschap. Doordat het gebied uit veel onvruchtbare grond, bergen en eilanden bestaat, zijn op verschillende plekken gemeenschappen ontstaan die weinig contact hadden met andere gemeenschappen en dus hun eigen wetten maakten en een eigen identiteit ontwikkelden. Het Griekse woord voor stadstaat is polis (meervoud: poleis). In de tijd van de Grieken waren er wel rond de 300 poleis. 

De eerste Griekse poleis ontstonden rond 3000 v.Chr. Rond 800 v. Chr. waren veel poleis zo hard gegroeid, dat ze niet meer voldoende voedsel voor alle inwoners konden produceren. Veel Grieken verlieten hun polis en gingen zich verstigen op een andere plek aan de Middellandse Zee waar meer ruimte en voedsel was. Deze plek werd een kolonie van de polis waar de inwoners vandaan kwamen. In het begin waren de kolonies nog erg verbonden met de ‘moederstadstaat’ of ‘metropolis’, maar op den duur werden veel kolonies ook zelfstandige stadstaten. Het hele gebied waar Griekse stadstaten en kolonies voorkwamen noemen de de Griekse wereld. De Grieken zelf noemden dit gebied Hellas.

Slide 22 - Slide

Atheense hegemonie

Concurrent Sparta

Slide 23 - Slide

Poleis
 Meest opvallende overeenkomsten tussen alle poleis is de godsdienst. 

Iedere staat had dezelfde goden. De belangrijkheid van de goden verschilden per polis.
Zeus is de oppergod. Koning van goden, heerst over de hemel, lucht, het weer en de bliksem
Hera. zuster en vrouw van Zeus, beschermt het gezin, vrouw en huwelijk
Hades. Broer van Poseidon en Zeus, hoorn des overvloeds, rijkdom en god van de onderwereld
Pallas Athena. Dochter van Zeus, beschermster van kunstenaars, handwerkslieden en Athene, oorlog, wijsheid, oorlogsgodin, beschermengel van Griekse helden.
Artemis. Tweelingzuster van Apollo, dochter van Zeus en Leto, maan, jacht, maagden, wilde dieren en kuisheid, maar ook vruchtbaarheid
Ares. Zoon van Hera en Zeus, oorlog, krijgslust
Hestia. Godin van huis en haard, familie
Hermes. Zoon van Zeus en Maia, handel, reizigers, dieven, boodschapper van de gode
Apollo. zoon van Zeus en Leto, zon, orakel, geneeskunde, voorspellingskunst en muziek
Poseidon. zoon van Kronos, broer van Zeus en Hades, god van de zeeën, aardbevingen en paarden
Aphrodite.  geboren uit het bloed van Uranus op de zee, hiermee de oudste godin, godin van liefde, vruchtbaarheid, schoonheid en beschermster van flora en fauna.
Achtergrond info (extra info)

De Griekse godsdienst van polytheïstisch. Dat betekent dat de Grieken vele goden vereerden. Het Griekse woord poly betekent veel en theos betekent god. De meeste moderne godsdiensten zijn monotheïstisch. Dat betekent dat er één god aanbeden wordt.Het Griekse woord mono betekent één. De Grieken stelden hun goden voor als mensen: ze zagen eruit als mensen en ze hadden menselijke gevoelens zoals boosheid, verliefdheid of jaloezie. De goden waren echter wel onsterfelijk en beschikten over bovennatuurlijke krachten. Ze waren een soort familie, met aan het hoofd de oppergod Zeus. De goden woonden volgens de Grieken op de top van de berg Olympus. 

De grieken vertelden elkaar allerlei verhalen over de goden. Deze verhalen worden mythen genoemd. Alle Griekse godenverhalen bij elkaar wordt de Griekse mythologie genoemd. Met deze verhalen probeerden Grieken allerlei zaken uit de natuur en het leven te verklaren. Zo werd storm op zee volgens hen veroorzaakt doordat Poseidon, de god van de zee, boos was.

De Griekse goden hadden allemaal een specifiek onderwerp waar ze verantwoordelijk voor waren. Op afbeeldingen zijn de goden vaak herkenbaar door een bepaald voorwerp, een attribuut, dat te maken heeft met hun functie. De oppergod Zeus was bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het weer. Op afbeeldingen is hij te herkennen aan een bliksemschicht in zijn hand. Poseidon, de god van de zee en volgens de verhalen de broer van Zeus, heeft meestal een drietand vast. Athena, godin van oorlog en wijsheid en dochter van Zeus, is op afbeeldingen vaak in harnas gekleed en heeft een uil op haar schouder.
De Grieken geloofden dat je na de dood naar de onderwereld zou gaan. De god van de onderwereld was Hades, ook een broer van Zeus. De onderwereld werd bewaakt door een hond met drie koppen. Hades ze je vaak afgebeeld samen met deze hond.

De Grieken vereerden allemaal dezelfde goden, maar in iedere polis was een andere god het belangrijkst. Dit was de beschermgod(in) van de polis. De Grieken geloofden dat deze god(in) de stad gesticht had en altijd aan hun kant stond in geval van oorlog of rampen. De manieren waarop goden vereerd werden kon ook verschillen per polis.
De Grieken hebben prachtige tempels gebouwd voor hun goden. De Grieken geloofden dat als ze goed zouden zijn voor de goden, de goden goed zouden zijn voor hen. Ze brachten offers aan de goden in de vorm van voedsel of dieren en hielden feesten of sportwedstrijden ter ere van hen. De Olympische Spelen werden bijvoorbeeld gehouden ter ere van Zeus.



Slide 24 - Slide

De goden
• De rol die de goden toegekend kregen was in alle poleis hetzelfde: de goden regelde het dagelijks leven.

• Alles wat er op aarde gebeurde konden de goden een hand in hebben: je lot, geluk, liefde, maar ook natuurrampen of zonneschijn.

• Om de goden hierin te stemmen was offeren noodzakelijk. 

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Probleem

– Boer 1 heeft een probleem. Het is al een tijdje droog. Zijn wijnoogst lijkt te gaan mislukken.
- Boer 2 heeft het zelfde probleem met het graan.

–Beide willen het tij keren. Hiervoor denken zij de hulp van de goden nodig te hebben.

–Welke god moet boer 1 en welke god moet boer 2 aanspreken?
–Hoe kan hij hem / haar gunstig stemmen?
- Waarom?

Slide 27 - Slide

Waarom spreken de boeren een god aan? Welke god zet boer 1 in? Welke god zet boer 2 in? Hoe stemt hij de god gunstig?

Slide 28 - Open question

Welk van de onderstaande tijdsafbakeningen past bij de Tijd van Grieken en Romeinen?
A
5.000 v.Chr. tot 300 n.Chr.
B
3.000 v.Chr. tot 500 n.Chr.
C
500 v.Chr. tot 300 n.Chr
D
300 v.Chr. tot 500 n.Chr

Slide 29 - Quiz

Wat betekent het woord "Filosofie"
A
Vriend van Sofie
B
Vriend van wetenschap
C
Zoon van Sofie
D
liefde voor wijsheid

Slide 30 - Quiz

Welke van de onderstaande manieren van kennis vergaren past bij de Griekse filosofen?
(twee antwoorden zijn goed)
A
De vlucht van de vogels bekijken om te kijken of de goden tevreden zijn.
B
Mensen bevragen over wat ze weten van bepaalde zaken.
C
In verhalen over goden zoeken naar antwoorden.
D
Hard nadenken en beredeneren hoe dingen in elkaar zitten.

Slide 31 - Quiz

Goed of fout?
De filosofen zochten antwoord door zelf na te denken en niet de antwoorden bij de goden en mythologie te zoeken.

A
goed
B
fout

Slide 32 - Quiz

Wie is dit?
A
Plato
B
Aristoteles
C
Socrates

Slide 33 - Quiz

Wie is dit?
A
Plato
B
Aristoteles
C
Socrates

Slide 34 - Quiz

Wie is dit?
A
Plato
B
Aristoteles
C
Socrates

Slide 35 - Quiz

Helaas.......
De droogte blijft aanhouden. Beide boeren zijn radeloos. Wat te doen? 
Dan komt er een filosoof naar hen toe. Hij vertelt hen iets… 
(lees blz 22; filosofie en wetenschap)

- Wat zal de filosoof hem vertellen? 
- Waar baseert de filosoof zich op? 
- Hoe zal de boer reageren? 
(5 minuten)

Slide 36 - Slide

•Wat zal de filosoof hem vertellen?
•Waar baseert de filosoof zich op
•Hoe zal de boer reageren?

Slide 37 - Open question

Hoe kon het wetenschappelijk denken ontstaan?
En welke gevolgen had deze verandering?

Slide 38 - Open question

Wat is het verschil tussen mythologisch en wetenschappelijk denken?

Slide 39 - Open question

Huiswerk:
lees paragraaf 2.1 door!

Slide 40 - Slide