les 4 spreekwoorden lichaamsdelen

les 4 spreekwoorden lichaamsdelen
1 / 34
next
Slide 1: Slide
LogopedieSpeciaal OnderwijsLeerroute 7

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

les 4 spreekwoorden lichaamsdelen

Slide 1 - Slide

Doel:
Je kunt na de les 3 spreekwoorden noemen
Je leert wat letterlijk en figuurlijk is.

Slide 2 - Slide

waarom is dat belangrijk?
Het is een soort code taal die iets anders bedoelt dan wat je zegt.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

figuurlijk taalgebruik met lichaamsdelen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Geen ogen in je achterhoofd hebben. 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Raad het spreekwoord..

Slide 22 - Slide

.             

Slide 23 - Slide

.                      .                      .           .

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Het kost jouw heel veel geld.
A
Uit je nek kletsen.
B
Geen ogen op de rug hebben.
C
Dat is een rib uit mijn lijf.
D
Een dikke huid hebben.

Slide 28 - Quiz

Heel luid en heftig klagen.
A
Je hart op de tong hebben.
B
Steen en been klagen.
C
Handen tekort komen.
D
Groene vingers hebben.

Slide 29 - Quiz

Onzin vertellen
A
Uit je nek kletsen.
B
Geen ogen op de rug hebben.
C
Het hart op je tong hebben
D
Steen en been klagen

Slide 30 - Quiz

Het heel druk hebben
A
Je hart op de tong hebben.
B
Steen en been klagen.
C
Geen ogen op je rug hebben
D
Handen tekort komen

Slide 31 - Quiz

Van scheldwoorden trek jij je niets aan
A
geen ogen in je achterhoofd hebben
B
steen en been klagen
C
Een dikke huid hebben.
D
het hart op je tong hebben

Slide 32 - Quiz

Zonder na te denken alles wat er in je opkomt meteen zeggen.
A
handen te kort komen
B
het hart op de tong hebben
C
steen en been klagen
D
groene vingers hebben

Slide 33 - Quiz


A

Slide 34 - Quiz