Quiz H2 + 3.3

Quiz H2 en 3.3
Hoi beste leerling!
Maak de volgende vragen alsof het toetsvragen zijn. Soortgelijke vragen zou je in de toets kunnen krijgen.
Je mag je BINAS gebruiken. 
Succes!
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Quiz H2 en 3.3
Hoi beste leerling!
Maak de volgende vragen alsof het toetsvragen zijn. Soortgelijke vragen zou je in de toets kunnen krijgen.
Je mag je BINAS gebruiken. 
Succes!

Slide 1 - Slide

Zet de onderstaande organellen in de juiste volgorde behorend bij de eiwitsynthese. Begin bij het organel waar RNA naar toe beweegt.
1
3
4
2
Celkern
Mitochondrium
Celmembraan
Ribosoom
ER
Golgi-systeem

Slide 2 - Drag question

Sleep de organellen naar de juiste functie.
Transportsysteem
Levert energie
Breekt stoffen af
Maakt eiwitten
Bevat chromosomen
Celkern
Ribosomen
Lysosoom
Mitochondriën
ER
Golgi-systeem

Slide 3 - Drag question

Elke gewone lichaamscel bevat
A
23 Chromosomen
B
34 Chromosomen
C
46 Chromosomen
D
92 Chromosomen

Slide 4 - Quiz

Hoeveel chromosomen en hoeveel chromatiden zijn in een cel aanwezig die zich in de G2-fase bevindt?
A
46 chromosomen en 92 chromatiden
B
92 chromosomen en 184 chromatiden
C
92 chromosomen en 46 chromatiden
D
184 chromosomen en 92 chromatiden

Slide 5 - Quiz

Welke organellen komen alleen voor in plantencellen?
Plantencel
Planten en dierencellen
Celmembraan
Celkern
Cytoplasma
Bladgroenkorrel
Celwand
Centrale vacuole

Slide 6 - Drag question

Welke functie heeft het celmembraan?
A
Regelt alles wat er in de cel gebeurt
B
Regelt de opname en afgifte van stoffen
C
Geeft de cel stevigheid

Slide 7 - Quiz

Welk van de onderstaande codons is geen stopcodon?
A
UAA
B
UGA
C
UAG
D
UAU

Slide 8 - Quiz

Een codon bestaat uit
A
2 basen
B
3 basen
C
4 basen
D
5 basen

Slide 9 - Quiz

Voor welk aminozuur codeert het codon UGG
A
Cysteine
B
Isoleucine
C
Tryptofaan
D
niet: stop-codon

Slide 10 - Quiz

Welk bewering over kanker en mutaties is juist?

A
Kanker veroorzaakt mutaties zodat de regeling van de celdeling niet goed verloopt
B
Er is geen verband tussen mutaties en kanker want kanker wordt veroorzaakt door kankerverwekkende stoffen.
C
Door kanker neemt het aantal mutaties toe zodat er een grotere kans is op een tumor.
D
Door mutaties kan kanker ontstaan

Slide 11 - Quiz

Genetische modificatie betekent....
A
Het veranderen van eigenschappen van dieren en planten
B
Hele DNA van een organisme ruilen met een andere organisme
C
Ziekte bestrijden
D
Het DNA veranderen (van een organisme)

Slide 12 - Quiz

Hoe kun je een stamcel beschrijven?
A
Cel waaruit na deling een gespecialiseerde cel kan ontstaan
B
Een cel met een bepaalde functie
C
Cel die zich deelt en twee dochtercellen vormt.
D
Het splitsen van een cel in twee nieuwe cellen

Slide 13 - Quiz

wat is ook alweer heterotroof?
A
verbruikt geen CO2 en stoot wel uit
B
kan uit anorganische stoffen organische stoffen maken
C
kan niet uit anorganische stoffen organische stoffen maken
D
heeft zuurstof nodig

Slide 14 - Quiz

Organisch of anorganisch?
Anorganisch

Organisch
Eiwit
Zetmeel
NaCl
Glucose
DNA
Koolstof dioxide

Slide 15 - Drag question

Mensen zijn:
A
Autotroof
B
Heterotroof

Slide 16 - Quiz

Cellen die in rust zijn bevinden zich in de ...
A
G1 fase
B
G2 fase
C
G0 fase
D
M fase

Slide 17 - Quiz

Welk organel zorgt voor energie?
A
Chloroplast
B
Mitochondrium
C
Lysosoom
D
ATP

Slide 18 - Quiz

Welke is dit?
A
Autotroof
B
Heterotroof

Slide 19 - Quiz

Welke cellen hebben geen celwand?
A
Bacterien
B
Schimmels
C
Plant
D
Dier

Slide 20 - Quiz

In welke fase van de mitose verdwijnt het kernmembraan?
A
Profase
B
Metafase
C
Anafase
D
Telofase

Slide 21 - Quiz

In welke volgorde vindt mitose plaats?
Één moedercel.
Kerndeling.
Celdeling.
Twee kleine dochtercellen.
Plasmagroei.
Twee grote dochtercellen.

Slide 22 - Drag question

wat is een autotroof organisme?

Slide 23 - Open question

Endocytose
Exocytose

Slide 24 - Drag question

Sleep de begrippen naar het juiste vak.
actief transport
passief transport
Kost geen energie
Kost energie
Endocytose
Exocytose
Diffusie
Osmose

Slide 25 - Drag question

Aan het einde van de mitose bij de mens heb ik
A
2 cellen met 23 chromosomen
B
2 cellen met 46 chromosomen
C
4 cellen met 23 chromosomen
D
4 cellen met 46 chromosomen

Slide 26 - Quiz

Wat is het doel van mitose?
A
Zorgen voor meer cellen
B
DNA kopieëren
C
Zorgen voor zaadcellen of eicellen

Slide 27 - Quiz

Wanneer wordt tijdens mitose het centromeer gesplitst?
A
metafase
B
anafase
C
telofase

Slide 28 - Quiz

Zet de afbeeldingen in de juiste volgorde van  Mitose

Slide 29 - Drag question

Celdeling
Celgroei
DNA synthese
Verdubbeling organellen
mitose

Slide 30 - Drag question

Wat zie je hier?
A
Chloroplast
B
Chromoplast
C
Amyloplast

Slide 31 - Quiz

En hier?
A
Chloroplast
B
Chromoplast
C
Amyloplast

Slide 32 - Quiz

En hier?
A
Chloroplast
B
Chromoplast
C
Amyloplast

Slide 33 - Quiz

Wat is de chemische formule van fotosynthese?
+
+
H2O (water)
CO2 (koolstofdioxide)
C6H12O6 (glucose)
O2 (zuurstof)

Slide 34 - Drag question

Autotroof
Heterotroof
Kan zelf voedsel maken
Is afhankelijk van andere organismen voor voedsel
Fotosynthese
Bladgroenkorrels
Consument
Producent

Slide 35 - Drag question

Waar in de cel vindt fotosynthese plaats? 
1
2
3
4
5

Slide 36 - Drag question

Goed gedaan!
Dat was het einde van de quiz.

Slide 37 - Slide