Een persoon die niet zelf juridische handelingen kan verrichten.
D
Een persoon die niet kan lopen.
1 / 17
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3
This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Wat betekent het begrip handelingsonbekwaam?
A
Een persoon die veel handel drijft.
B
Een persoon die veel ervaring heeft in handel.
C
Een persoon die niet zelf juridische handelingen kan verrichten.
D
Een persoon die niet kan lopen.
Slide 1 - Quiz
Wat was het belangrijkste doel van de emancipatiebeweging voor vrouwen in de 19e eeuw?
A
Het handhaven van beperkingen op onderwijs en werk.
B
Het verkrijgen van gelijke rechten en kiesrecht.
C
Het versterken van economische afhankelijkheid van mannen.
D
Het behouden van traditionele rollen in de samenleving.
Slide 2 - Quiz
Waar draaide de schoolstrijd om in de politiek van de 19e eeuw?
A
De invoering van leerplicht
B
De financiering van het bijzonder onderwijs
C
De bouw van nieuwe schoolgebouwen
D
De verkiezing van schooldirecteuren
Slide 3 - Quiz
Waarom was Nederland na de nieuwe grondwet van 1848 nog geen volwaardige democratie?
A
Het censuskiesrecht beperkte stemrecht tot welgestelde burgers.
B
Er waren te veel politieke partijen.
C
De koning had nog veel macht.
D
Het stelsel van evenredige vertegenwoordiging bevoordeelde rijke burgers.
Slide 4 - Quiz
2.5: De strijd om kiesrecht
Na de grondwet van 1848 hadden nog steeds maar een handjevol mensen stemrecht in Nederland. Veel mensen mochten niet deelnemen aan de politiek. De socialisten probeerde dit te veranderen, om de arbeiders een stem te geven.
Slide 5 - Slide
Leerdoelen 2.5
2.5A: Je kunt de uitbreiding van het kiesrecht aan de hand van minimaal 5 jaartallen herkennen en uitleggen.
2.5B: Je weet welke veranderingen er in de grondwet stonden in 1917.
Slide 6 - Slide
Stemrecht uitgebreid
Eerst: enkel mannen met flink bedrag belasting (census)
Weinig belangstelling parlement voor verandering
Vanaf 1887 veranderde dit
‘Kentekenen van geschiktheid’
Belasting, spaargeld, examens, salaris, woning boven bepaalde waarde
Vanaf 1900 had ong. de helft van de mannen kiesrecht
2.5A
Slide 7 - Slide
Problemen oplossen
Liberalen en confessionelen terughoudend: Socialisten geen stem geven
WOI: Hoge werkloosheid, nationale samenwerking zuilen om problemen op te lossen
2.5A,B
Slide 8 - Slide
Pacificatie van 1917
Confessionelen krijgen financiering bijzonder onderwijs in ruil voor algemeen kiesrecht
Vanaf 1918 evenredige vertegenwoordiging
Democratisering voltooid = proces waarin steeds groter percentage van het volk invloed krijgt
2.5A,B
Slide 9 - Slide
Uitbreiding stemrecht in jaren
Slide 10 - Slide
Waarom waren de liberalen bang om stemrecht te geven aan de arbeiders?
Slide 11 - Open question
Waarom is het geen toeval dat de Pacificatie van 1917 tijdens de Eerste Wereldoorlog werd gesloten?
Slide 12 - Open question
Stel; je moet een voorwaarde bedenken waar mensen aan moeten voldoen om te mogen stemmen. Wat zou deze voorwaarde zijn, en waarom?
Slide 13 - Open question
Bekijk de afbeelding. Wie wordt er 'in hinderlaag' gelokt? En waarom?
Slide 14 - Open question
Waarover moesten mannen beschikken die in aanmerking wilden komen voor stemrecht in het Nederland van de 19e eeuw?
A
Het kunnen lezen en schrijven
B
Het bezitten van een auto
C
Het hebben van minstens drie kinderen
D
Een bepaald inkomen, bezit of opleiding
Slide 15 - Quiz
Wat betekende de term 'pacificatie' in de context van 1917?
A
Het uitbreiden van militaire operaties
B
Het onderdrukken van sociale bewegingen
C
Het bereiken van politieke vrede en consensus
D
Het bevorderen van internationale handel
Slide 16 - Quiz
Welke twee zuilen werken samen om de Pacificatie van 1917 voor elkaar te krijgen?