4.4 De islam

§4.4 De islam
1 / 35
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

§4.4 De islam

Slide 1 - Slide

Maar eerst.... waar zijn we ook alweer gebleven?

Slide 2 - Slide

Wat verstaan we onder het hofstelsel?

Slide 3 - Open question

Wat verstaan we onder het hofstelsel?

Slide 4 - Open question

Wat hoort NIET bij het Christendom?
A
Er zijn verschillen tussen de mensen
B
Je moet goed zijn voor je naasten
C
Na de dood kom je in de hemel
D
Er is maar één God

Slide 5 - Quiz

Hoe is het christendom ontstaan?
A
Joden gingen Jezus Christus volgen en zagen hem als de zoon van God die alle mensen zou verlossen.
B
Het christendom is niet ontstaan, het bestond al.
C
Het christendom heeft het Jodendom vervangen, het was een soort verbeterde versie daarvan.
D
Het christendom is bedacht door de Romeinen om het Jodendom tegen te houden.

Slide 6 - Quiz

Het Christendom is....?
A
Polytheïstisch
B
Monotheïstisch

Slide 7 - Quiz

Hoe heetten de mensen die het christendom verspreidden?
A
bisschoppen
B
ridders
C
missionarissen
D
monniken

Slide 8 - Quiz

Hoe werd het Christendom verspreid?
A
Door heel veel Bijbels uit te delen
B
Door rond te reizen en het verhaal van Jezus te vertellen
C
Doordat christenen gingen verhuizen over de hele wereld
D
Door vanuit Rome mensen te bekeren.

Slide 9 - Quiz

Onder wie was het christendom populair?
A
Vrouwen en kinderen
B
Slaven en rijke inwoners
C
Vrouwen, armen en slaven
D
Het leger

Slide 10 - Quiz

Waarom verzetten Germanen zich tegen het christendom?
A
Ze vonden de missionarissen niet overtuigend genoeg
B
Ze zagen missionarissen als indringers
C
Ze vonden het wel leuk om af en toe te rellen
D
Ze spraken de taal van de missionarissen niet

Slide 11 - Quiz

Hoe noemen we de groep mensen die voor hun werk met het geloof bezig waren?

Slide 12 - Open question

Leerdoelen
Je kunt uitleggen:
- Hoe de islam ontstaat
- Wat de belangrijkste kenmerken (ideeën) zijn van de islam
- Hoe de islam zich verspreidt en uiteen valt

Slide 13 - Slide

Wat hoort bij welk geloof?
christendom
islam
beide
Mohammed
Monotheïsme
kerk
moskee
Mekka
Bijbel
Jezus
Koran

Slide 14 - Drag question

Meerdere goden, of één?
Rond 600 zijn veel mensen in Arabië polytheïstisch
Er komen echter steeds meer monotheïsten in de regio
De handelaar Mohammed wordt ook monotheïst
Hij gelooft dat er maar één god is: Allah

Slide 15 - Slide

Mohammed
De engel Djibriel vertelt Mohammed het geloof te verspreiden
Als profeet vertelt hij de mensen over Allah en zijn bedoelingen
Maar de mensen willen niks van zijn boodschap horen
Mohammed wordt uit Mekka verjaagd

Slide 16 - Slide

De hidjra
In 622 vlucht Mohammed naar Medina
Daar wonen veel christenen en joden
Als profeet van ook hun god krijgt hij daar veel volgelingen
Zij noemen zichzelf moslims en hun geloof is de islam
Dit is het begin van de islamitische jaartelling

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide


Wat gebeurt er op de tekening? 
Kies het juiste antwoord.
A
Een engel vertelt Mohammed dat hij moet vluchten uit Mekka
B
Een engel vertelt Mohammed dat hij bij in Mekka de goden moet gaan aanbidden
C
Een engel vertelt Mohammed dat hij christen moet worden
D
Een engel vertelt Mohammed dat er maar één god is, Allah

Slide 19 - Quiz

§4.4 De islam

Slide 20 - Slide

Verspreiding
Vanuit Medina verspreidt de islam zich snel
Mohammeds verhalen worden opgeschreven in de Koran
Daarin staat hoe Allah de schepper is van de wereld
Ook staan de leefregels voor de moslims erin beschreven

Slide 21 - Slide

Vijf zuilen van de islam
geloofsbelijdenis (sjahada)
الشهادة
rituele gebeden (salat)
الصّلاة
geven aan armen (zakat)
زكاة
vasten
(ramadan)
رمضان
pelgrimstocht 
(hadj)
الحجّ

Slide 22 - Slide

Geloofsbelijdenis (Sjahada)
الشهادة

Om moslim te worden moet je de sjahada uitspreken
Als je dit doet erken je dat Allah jouw god is:
  • أَشْـهَدُ أَنْ لا إِلـهَ إِلاّ الله ، وَأَشْـهَدُ أَنَّ مُحَمّـداً رَسـولُ الله
  • asjhadoe ʾan lā ʾilāha ʾillā-llāh, wa asjhadoe anna moeḥammadan rasōēloe-llāh
  • Ik getuig dat er geen god is naast Allah en dat Mohammad zijn boodschapper is

Slide 23 - Slide

Bidden (Salat)
الصّلاة
Volgens de salat moet elke moslim 5 keer per dag bidden
Hierin wordt Allah bedankt en vereerd
Dit kan gedaan worden in de moskee, de kerk van de moslims
Bidden moet altijd richting Mekka, dus naar het het oosten

Slide 24 - Slide

Geven aan armen (Zakat)
زكاة
Een goede moslim zorgt voor mensen die het moeilijk hebben
Daarom geven ze geld aan mensen die het minder hebben
Hierdoor doe je ook boete voor je zonden
Wel zo eerlijk: dit moet alleen als je het kan missen

Slide 25 - Slide

Pelgrimstocht (Hadj)
الحجّ
Iedere moslim moet één keer in zijn leven naar Mekka
Tijdens deze pelgrimstocht doen ze veel rituelen
De bekendste is rond de Ka'aba lopen
Je moet dit alleen doen als je het ook echt kan

Genoeg geld, goede gezondheid, de reis is veilig, etc.

Slide 26 - Slide

Vasten (Ramadan)
رمضان
Tijdens de Ramadan eten en drinken moslims niet overdag
Hierdoor reinigen ze hun lichaam en kunnen ze zich meer richten op het geloof en Allah
Dit gebeurt ieder jaar een maand lang
Tussen zonsopkomst en zondsondergang

Slide 27 - Slide

Filmpje
Ramadan

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video


Bekijk de bron. Leg uit waarom de bron bij de 5 zuilen van de islam past

Slide 30 - Open question


Wat is niet een van de vijf zuilen 
van de islam?
A
Eén keer in je leven naar Mekka gaan
B
Vaak naar de moskee gaan
C
Geld geven aan arme mensen
D
Vijf keer per dag bidden

Slide 31 - Quiz


Wat is niet een van de vijf zuilen 
van de islam?
A
Meedoen aan de ramadan (vasten)
B
Bidden
C
Geen varkensvlees eten
D
Allah en Mohammed eren (geloofsbelijdenis)

Slide 32 - Quiz

Maak de juiste combinaties
Heilig boek voor moslims
Stad waar Mohammed in het jaar 622 uit wegvluchtte
De god van de moslims
Stad waar Mohammed in het jaar 622 naartoe vluchtte
Mensen die geloven dat Mohammed de waarheid sprak
Koran
Mekka
moslims
Allah
Medina

Slide 33 - Drag question

Resumé
Pak je schrift
Schrijf voor jezelf op (of bedenk 4 vragen over) wat we deze les besproken hebben
Wie, Wat, Waarom, Wanneer
timer
2:00

Slide 34 - Slide

Huiswerk
Schrijf op in je agenda
Maken opdracht 4 t/m 13 van §4.4

Slide 35 - Slide