Les 14, herhalen bijv nw + personen beschrijven (2havo) 23-01

1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Pak je aantekeningenschrift, werkboek en etui.

Ga lezen in je Nederlands leesboek of steek je vinger op voor een woordzoeker

Slide 2 - Slide

Le programme:
- Huiswerk bespreken
- Schrijfvaardigheid: personen omschrijven
- SO bespreken

Slide 3 - Slide

Huiswerk bespreken:
Wat? Pak je oefenstencil erbij en een nakijkpen.

Slide 4 - Slide

Hoe zit het dan met.....
1) J'habite dans une ............... maison ................. (nouveau).
2) Ma mère achète les .................... baskets (v mv) .............. (noir)

Denk aan plaats en vorm

Slide 5 - Slide

Hoe zit het dan met.....
1) J'habite dans une nouvelle maison.
2) Ma mère a acheté les baskets noires.

Denk aan plaats en vorm

Slide 6 - Slide

Noteer nu twee dingen in je aantekeningenschrift waar je alert op moet zijn bij de oefeningen over het bijvoeglijk naamwoord als je volgende week het proefwerk maakt:

- Zie het als een soort spiekbriefje
- Wat vind je lastig? Waar maak je snel fouten in?

Bijvoorbeeld --> onregelmatige vormen (vieux, nouveau) / plaats / goede vorm (-e / -s / -es)

Slide 7 - Slide

Iemand omschrijven:
Hoe doe je dat?

Slide 8 - Slide

Wat kun je vertellen als je iemand omschrijft?

Slide 9 - Slide

Wat kun je vertellen als je iemand omschrijft?
Comment il / elle s'appelle?
Il / elle a quel âge?
Qu'est-ce que il / elle aime faire?
Il / elle a un père? Il / elle a une mère?
Il / elle a des frères ou des soeurs?
Il / elle habite où?

Slide 10 - Slide

Voorbeeld... iemand voorstellen
Je vais présenter Philippe. Il a dix-sept ans et il habite à Amsterdam. Philippe a une grande famille. Il a un père,
une mère et six frères et une soeur. Philippe aime
le foot, mais il n'aime pas la musique. À la maison,                             il a deux chats et un lapin.

Slide 11 - Slide

Aan de slag met het huiswerk:
Wat? Je gaat twee personen die je kent omschrijven (denk aan familielid of klasgenoot). Hierbij gebruik je minstens 1 keer een bijvoeglijk naamwoord en 1 keer werkwoord op -er. Per persoon gebruik je ongeveer 50 woorden.
De tekst schrijf je in je aantekeningenschrift en gaan we de volgende les bespreken.
Klaar? Leren voor Frans of bezig voor een ander vak.

Slide 12 - Slide

SO bespreken:
Wat? Zorg dat je tafel helemaal leeg is. Na het bespreken geef je de toetsen door naar voren.
Vragen? Kom na het bespreken naar mijn bureau.

Slide 13 - Slide

Huiswerk voor volgende week:
- 2 personen omschrijven (ong. 50 woorden)
- Leren voor het PW van a.s. dinsdag (vergeet de phrases-clés ook niet!!!)

Slide 14 - Slide