Gerundio

1 / 30
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

El presente irregular
ser (soy, eres, es, somos, sois, son)
estar (estoy, estás, está, estamos, estáis, están)
ir (voy, vas, va, vamos, vais, van)
tener (tengo, tienes, tiene, tenemos, tenéis, tienen)
hacer (hago, haces, hace, hacemos, hacéis, hacen)

Slide 3 - Slide

el futuro
toekomende tijd
regel: (vervoeging van het werkwoord) ir + a + infinitief
dus:
voy a estudiar

Slide 4 - Slide

Estar + gerundio
Met deze tijd kun je vertellen wat je aan het doen bent.
Bijvoorbeeld in het Nederlands:
Ik ben aan het voetballen.
Wij zijn aan het gamen. 

In deze lessonup leer je hoe je dit kunt zeggen in het Spaans. 
Kijk eerst het uitleg filmpje. 
Daarna volgen een korte herhaling en quizvragen!

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Wat heb je nodig voor de Estar + Gerundio?
Om de Gerundio te maken, moet je 2 dingen hebben:

1. Een hulpwerkwoord. Dit geeft aan wie iets aan het doen is.

2. Gerundio vorm van het werkwoord. Dit werkwoord geeft aan wat diegene aan het doen is (de actie).

Slide 7 - Slide

In het Nederlands
In het Nederlands is het hulpwerkwoord 'zijn'.
Bijvoorbeeld:
Ik ben aan het dansen.
Zij zijn aan het voetballen.

Je geeft hiermee aan wie er iets aan het doen is.

Slide 8 - Slide

In het Spaans
In het Spaans is het hulpwerkwoord 'estar'. Dit betekent 'zijn'. De vormen zijn:

ik ben = estoy        Bijvoorbeeld: Estoy bailando. = Ik ben aan het dansen.
jij bent = estás      Bijvoorbeeld: Estás bailando. = Jij bent aan het dansen.
hij/zij/u is = está   Bijvoorbeeld: Está bailando. = Hij is aan het dansen.
wij zijn = estamos
jullie zijn = estáis
zij zijn = están


Slide 9 - Slide

Ik ben =
A
esto
B
estoy
C
estás
D
está

Slide 10 - Quiz

wij zijn =
A
estáis
B
están
C
estamos
D
esto

Slide 11 - Quiz

hij is =
A
está
B
estoy
C
estás
D
están

Slide 12 - Quiz

Wat heb je nodig voor de Gerundio?
Om de Gerundio te maken, moet je 2 dingen hebben:
1. Een hulpwerkwoord. --> geeft aan wie de actie uitvoert

2. Gerundio vorm van het werkwoord. --> geeft aan wat diegene doet (de actie).
We gaan nu hiernaar kijken.

Slide 13 - Slide

De gerundio vorm
De gerundio vorm van een werkwoord gebruik je in het Nederlands met : aan het ...

Bijvoorbeeld:
aan het werken
aan het slapen
aan het voetballen

Slide 14 - Slide

Hoe maak je de gerundio in het Spaans?
In het Spaans maak je de gerundio als volgt:

Stap 1:
Je pakt de stam van het werkwoord.
De stam is het hele werkwoord min -ar / -er / -ir.
Bijvoorbeeld: 
De stam van 'comer'  is 'com'


Slide 15 - Slide

Wat is de stam van escribir (schrijven)?
A
escribir
B
escribi
C
escri
D
escrib

Slide 16 - Quiz

Wat is de stam van hablar (praten)?
A
habl
B
hab
C
hablar
D
habla

Slide 17 - Quiz

Hoe maak je de gerundio in het Spaans?
Stap 2: achter de stam plak je de volgende uitgang:
- ando (bij -ar werkwoorden)
- iendo (bij -er of -ir werkwoorden)

Bijvoorbeeld:
hablar = praten                  hablando = aan het praten
beber = drinken                 bebiendo = aan het drinken



Slide 18 - Slide

Wat is de gerundio van vivir (wonen, leven)?
A
vivando
B
viviendo
C
vivendo
D
vivindo

Slide 19 - Quiz

Wat is de gerundio van hacer (doen, maken)?
A
haciendo
B
hacindo
C
hacando
D
hacendo

Slide 20 - Quiz

Wat is de gerundio van jugar (spelen)?
A
jugiendo
B
jugundo
C
jugendo
D
jugando

Slide 21 - Quiz

En nu compleet maken...
Als je dus wilt zeggen wat iemand aan het doen is, volg je 2 stappen:
1. Kies de juiste vorm van 'estar' die hoort bij het onderwerp (wie is het?)
2. Zet het werkwoord van de actie in de gerundio (wat is diegene aan het doen?)

Bijvoorbeeld:
Ik ben aan het eten. = Estoy comiendo.
Hij is aan het eten. = Está comiendo.

Slide 22 - Slide

Kies de juiste vorm van 'estar':
Yo estoy/está comiendo.
= Ik ben aan het eten.

Slide 23 - Open question

Kies de juiste vorm van 'estar':
Vosotros estamos/estáis viajando.
= Jullie zijn aan het reizen.

Slide 24 - Open question

Kies de juiste vorm van 'estar':
Miguel y Elena están/está hablando.
= Miguel en Elena zijn aan het praten.

Slide 25 - Open question

Manuel ..... jugando al fútbol.
A
estoy
B
está
C
estámos
D
estás

Slide 26 - Quiz

Geef de juiste vorm van estar en de gerundio:
Jij bent aan het eten (comer).

Slide 27 - Open question

Geef de juiste vorm van estar en de gerundio:
Wij zijn aan het werken (trabajar).

Slide 28 - Open question

Geef de juiste vorm van estar en de gerundio:
Ik ben aan het schrijven (escribir).

Slide 29 - Open question

Einde van de lessonup! :-)

Slide 30 - Slide