Sinterklaas gedicht schrijven klas 1

 Sinterklaasgedicht
1 / 16
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

 Sinterklaasgedicht

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat gaan we doen?
- kenmerken van een gedicht 
- oefenen met rijmwoorden
- leren over een rijmschema's
- beginnen aan eigen gedicht

Slide 3 - Slide

Vandaag kan ik...
- ... uitleggen wat rijmwoorden zijn
- ... een rijmschema gebruiken
- ... een eigen sinterklaasgedicht schrijven van minstens 12 regels en met rijmwoorden.

Slide 4 - Slide

Ik heb zelf wel eens een Sinterklaasgedicht geschreven
A
Ja
B
Nee
C
Met hulp van iemand anders
D
Ja, en ik schrijf ook andere gedichten

Slide 5 - Quiz

Kenmerken van een gedicht
Gedichten herken je meteen aan zijn UITERLIJKE vorm: de regels zijn kort en er staat veel wit om de regels van een gedicht.


- Sommige woorden hebben meerdere betekenissen
- woorden worden herhaald
- opbouw in strofen

Soms kom je de volgende kenmerken tegen:
> de woorden aan het eind van de regels rijmen
> klank is belangrijk

Slide 6 - Slide

Rijmschema slag (AAAA)
Als een gedicht een rijmschema heeft, betekent het dat de woorden in het gedicht rijmen.


voorbeeld:

De Sint komt aan met zijn boot, (A)
Hij ligt in de haven, het stoplicht staat op rood. (A)
De pakjes zijn dit jaar allemaal groot, (A)
het inpakpapier is goud met rood. (A)

Slide 7 - Slide

Rijmschema gepaard (AABB)
Als een gedicht een rijmschema heeft, betekent het dat de woorden in het gedicht rijmen.


voorbeeld:

De Sint komt aan met zijn boot, (A)
Hij ligt in de haven, het stoplicht staat op rood. (A)
De pakjes liggen op zijn kantoor, (B)
ook jouw pakje zit erbij, hoor! (B)

Slide 8 - Slide

Rijmschema gekruisd (ABAB)
Als een gedicht een rijmschema heeft, betekent het dat de woorden in het gedicht rijmen.


voorbeeld:

De Sint komt aan met zijn boot, (A)
de pakjes liggen op zijn kantoor. (B)
Hij ligt in de haven, het stoplicht staat op rood. (A)
ook jouw pakje zit erbij, hoor! (B)

Slide 9 - Slide

Rijmwoorden
Rijmwoorden zijn woorden die ongeveer dezelfde klank hebben.

fiets - niets
kabeljauw - gebouw
grijs - paleis


Slide 10 - Slide

Wat zijn rijmwoorden?
(voorbeeld mag ook)

Slide 11 - Mind map

wat rijmt op groen?

Slide 12 - Mind map

wat rijmt op school?

Slide 13 - Mind map

wat rijmt op mier?

Slide 14 - Mind map

Maak af (laat rijmen)
Sint zat te denken... (je mag het woord schenken NIET gebruiken...)

Slide 15 - Open question

Aan de slag! 
Je gaat nu een Sinterklaasgedicht schrijven voor je klasgenoot van wie jij het lootje hebt getrokken.

> Voeg iets persoonlijks toe over diegene
> Gebruik ten minste 12 regels
> Je houdt het vriendelijk en gebruikt geen nare (scheld) woorden.

Slide 16 - Slide