Poëzieanalyse Les 4: Stijlfiguren (1)

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoel: 
Aan het eind van deze lessenserie kun je: 
  • gedichten analyseren op vorm;
  • vertellen welke vormen van beeldspraak er zijn;
  • vertellen welke stijlfiguren er zijn;
  • en daarmee gedichten analyseren op inhoud.

Slide 2 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
omarmend rijmschema
A
aaaa
B
abba
C
abab
D
aabb

Slide 3 - Quiz

Hoe zat het ook alweer?
Hoe heet een strofe met vier versregels?
A
terzet
B
kwatrijn
C
kwintet
D
sextet

Slide 4 - Quiz

Hoe zat het ook alweer?
De Wereld Draait Door.
A
alliteratie
B
assonantie
C
volrijm
D
halfrijm

Slide 5 - Quiz

Dit debat wordt oorlog.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 6 - Quiz

Stijlfiguren
... om je 'lichter' uit te drukken dan je bedoelt';
... om je 'zwaarder' uit te drukken dan je bedoelt;
... om iets extra nadruk te geven;
... om de lezer aan het denken te zetten; 
... om een grappig effect te bereiken.

Slide 7 - Slide

Expertgroep deel 1 
De klas wordt verdeeld in groepjes van 5. Ieder groepslid verdiept zich in een ander onderdeel: 

1. Antithese 
2. Repetitio 
3. Paradox 
4. Enumeratio
5. Retorische vraag 

Opdracht: ieder voor zich bedenkt een uitleg en een voorbeeld. 

Slide 8 - Slide

Expertgroep deel 2 
De klas verdeelt zich opnieuw: alle groepsleden 1 gaan bij elkaar zitten, alle groepsleden 2 gaan bij elkaar zitten, etc. 

Opdracht: Bedenk samen de beste uitleg en zoveel voorbeelden als nodig zijn om het duidelijk & compleet uit te leggen. 

Slide 9 - Slide

Expertgroep deel 3
Iedereen gaat weer terug naar het eerste groepje. 

Opdracht: jullie leggen aan elkaar de volgende onderdelen uit: 
1. Antithese
2. Repetitio
3. Paradox
4. Enumeratio
5. Retorische vraag

Slide 10 - Slide

Dus:

Woorden, zinnen of grotere tekstgedeelten die zijn tegengesteld aan elkaar. (leven - dood)
A
antithese
B
paradox
C
repetitio
D
enumeratio

Slide 11 - Quiz

Dus:
Het is een tegenstelling die niet lijkt te kloppen.
(Een ei is de enige verpakking die door zijn inhoud geopend moet worden.)
A
antithese
B
paradox
C
enumeratio
D
repetito

Slide 12 - Quiz

Dus:
Je herhaalt hetzelfde woord om er aandacht op te vestigen.
(Ik wil je nooit, nooit, nooit meer zien.)
A
antithese
B
paradox
C
repetitio
D
enumeratio

Slide 13 - Quiz

Dus:

Een opsomming, meestal van meer dan drie elementen.
(Kam je haren, poets je tanden. Was eerst je handen.)
A
antithese
B
paradox
C
repetitio
D
enumeratio

Slide 14 - Quiz

Een vraag die eigenlijk een mededeling is, je verwacht geen antwoord op die vraag:
(maar ik wel, hier - dus: typen jullie!)

Slide 15 - Open question

Oefenen!
Pak je lesbrief erbij op bladzijde 16-17-18
en maak opdracht 7

Slide 16 - Slide

Nog meer oefenen!
Pak je lesbrief erbij op bladzijde 19-20
en maak opdracht 8

Slide 17 - Slide