de klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
B
de groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa
verspreidde
C
de confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van NoordwestEuropa
D
de hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid
Slide 25 - Quiz
De Bataafse leider Julius Civilis kwam in opstand tegen de Romeinen. Hij riep de Bataven bijeen in een heilig woud, men zwoer elkaar eeuwige trouw en besloot Romeinse legerplaatsen aan te vallen. Bij welk kenmerkend aspect past deze gebeurtenis?
A
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
B
De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur.
C
De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich verspreidde.
D
De ontwikkeling van het jodendom en christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten.
Slide 26 - Quiz
Welk KA uit tijdvak 2 hoort hierbij?
A
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
B
De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-
Europa
C
De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa
verspreidde
D
De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
Slide 27 - Quiz
Welk kenmerkend aspect past bij deze afbeelding?
A
De ontwikkeling van wetenschappelijk denken in de Griekse stadstaat.
B
De ontwikkeling van het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
C
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
D
De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
Slide 28 - Quiz
De Romeinse consul en historicus Tactius schrijft in de 1e eeuw na Christus over de Germanen: "Wanneer zij niet ten strijde trekken brengen zij een klein deel van de dag door met jagen, het grootste deel met ledigheid, zich overgevend aan slapen en eten. De moedigsten en oorlogszuchtigsten doen helemaal niets; zij laten de zorg voor huis en haard en akkers over aan de vrouwen, de grijsaards en de zwakkeren uit de familie..."
De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
De groei van het Romeins imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidt
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa
De ontwikkeling van het jodendom en christendom als eerste monotheïstische godsdiensten
Slide 29 - Drag question
timer
2:00
De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en politiek in de Griekse stadstaat.
De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten
De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa
Slide 30 - Drag question
Een bewering: Het christendom had nooit bestaan als het jodendom er niet was geweest.
leg dit causale verband uit.
Slide 31 - Open question
Leg de verschillen uit tussen het Jodendom en het Christendom.
Slide 32 - Open question
Volgens Tacitus waren Germanen primitieve barbaren, waar de Romeinen geen voorbeeld aan konden nemen.
A
Goed
B
Fout
Slide 33 - Quiz
Bataven zijn
A
Germanen
B
Franken
C
Romeinen
D
Grieken
Slide 34 - Quiz
Wat is de overeenkomst tussen Germanen en Romeinen?
A
Ze vinden familie het belangrijkst
B
Ze spreken dezelfde taal
C
Ze zijn allebei polytheïstisch
D
Ze hebben allebei een
natuurgodsdienst.
Slide 35 - Quiz
Romaniseren is
A
De verspreiding van de cultuur van de romeinen
B
Het veroveren van zoveel mogelijk gebied door de Romeinen
C
Het proces van handel tussen de Romeinen en Germanen
D
Een verplichte taalpolitiek waarbij alle bezette gebieden het Romaans moeten leren
Slide 36 - Quiz
Wat is een gevolg van de dalende landbouwproductie door de invallen van de Germanen in het romeinse rijk?
A
geen voedsel meer voor de steden
B
werkloosheid
C
stijgende prijzen
D
verval van steden
Slide 37 - Quiz
Welk van deze stelling over de Germanen in Nederland aan het einde van het Romeinse Rijk klopt?
A
Ze waren volledig geromaniseerd en dus Christenen
B
Heel Nederland hoorde bij het RR, maar was nog polytheïstisch
C
Christendom was er vooral in Romeinse steden, dus in NL niet
D
Alleen het zuidelijke deel dat bij het RR hoorde was Christelijk