Geldzaken

Herhalen PW 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhalen PW 

Slide 1 - Slide

Geld lenen kost geld!
Hoe noem je deze kosten?
A
Leenkosten
B
Kredietkosten
C
Rente
D
Aflossing

Slide 2 - Quiz

Bram heeft geen geld meer en gaat geld lenen. Hij kiest een persoonlijke lening, omdat:
A
De looptijd, rente en het leenbedrag vast staan.
B
De looptijd en het leenbedrag NIET vast staan
C
Hij zijn lening altijd kan opnemen tot een vast bedrag.
D
Deze lening is alleen voor hem en niet voor anderen.

Slide 3 - Quiz

Bram heeft geen geld meer en gaat geld lenen. Hij kiest een persoonlijke lening, omdat:
A
De looptijd en het leenbedrag vast staan.
B
De looptijd en het leenbedrag NIET vast staan
C
Hij zijn lening altijd kan opnemen tot een vast bedrag.
D
Deze lening is alleen voor hem en niet voor anderen.

Slide 4 - Quiz

Wat is GEEN reden om te lenen?
A
Je hebt een tijdelijk geldtekort
B
Je wilt een huis kopen
C
Je hebt een onverwacht dringend geldtekort
D
Je wilt meer geld op je spaarrekening

Slide 5 - Quiz

Bij welke kredietvorm mag je het afgeloste bedrag steeds weer opnieuw lenen?
A
Hypotheek
B
Salariskrediet
C
Persoonlijke lening
D
Doorlopend krediet

Slide 6 - Quiz

Albert Evers is van plan om op 1 januari 2021 een hypothecaire lening af te sluiten. Het bedrag van de lening is € 255.000, de looptijd 30 jaar en de jaarlijkse interest is 7%. De rente en de aflossing moeten steeds aan het eind van ieder jaar betaald worden, voor het eerst op 31 december 2021.
Hoeveel betaalt Albert aan aflossing als hij een lineaire hypotheek heeft?

Slide 7 - Open question

Wat is een overdrachtsinkomen?
A
Loon
B
Rente
C
Zakgeld
D
Huur

Slide 8 - Quiz

Wat is GEEN overdrachtsinkomen?
A
Kinderbijslag
B
Winst
C
Studiefinanciering
D
Huurtoeslag

Slide 9 - Quiz

Wat zijn overdrachtsinkomen?
A
Geld dat je verdient via je werk.
B
Geld dat je krijgt als zakgeld.
C
Een uitkering die je krijgt.
D
Geld dat je leent.

Slide 10 - Quiz

Wat is geen overdrachtsinkomen?
A
bijstand
B
kinderbijslag
C
huurtoeslag
D
inkomstenbelasting

Slide 11 - Quiz

Een begeleider van de kinderopvang verdient bruto 1805 euro per maand. Er wordt 541 euro ingehouden wat is haar nettoloon?
De formule voor het berekenen van nettoloon is: brutoloon - inhoudingen van belastingen = nettoloon

Slide 12 - Open question

Bereken het
nettoloon...

Slide 13 - Open question

Bruto- bruto loon
Netto loon
brutoloon
Werknemer ontvangt
Wat de werkgever betaalt
Wat de werkgever en de werknemer afspreken

Slide 14 - Drag question

Zet in volgorde
+
=
+
=
Brutoloon
Werkgeverspremies
Belasting & premies volksverzekering
Bruto-brutoloon
Nettoloon

Slide 15 - Drag question

Sleep het juiste antwoord naar het juiste vak. 
Je betaalt iedere maand hetzelfde bedrag. Je betaalt steeds minder rente, maar steeds meer aflossing.
Doordat je aflost, betaal je steeds minder rente. De totale lasten worden steeds lager.
Spaarhypotheek
Lineaire hypotheek
Annuïteiten hypotheek 
Aflossingsvrije hypotheek 

Slide 16 - Drag question

Hypotheek
Persoonlijke lening
Doorlopend krediet
Kopen op afbetaling

Slide 17 - Drag question

Stel je koopt een telefoon op afbetaling. Per maand betaal je een annuiteit van €30 voor je mobiel, dit doe je 24maanden lang. De mobiel kost 699euro. Hoeveel betaal je aan rente?
A
720
B
699
C
21
D
23

Slide 18 - Quiz

Kinder-
toeslag
Bijstands-
uitkering
Huur-
opbrengst
Rente
Winst
Inkomen in natura
Salaris
Je ontvangt 0,2% over je spaargeld
Zelfstandige (heeft een eigen bedrijf)
Je krijgt een kerstpakket
Medewerker bij een administratiekantoor
Eigenaar van woningen
Alleenstaande moeder
Man die geen werk heeft

Slide 19 - Drag question

Welke toeslagen zijn er in Nederland?

Slide 20 - Mind map

Bij huurkoop:
A
Wordt je direct eigenaar bij aflevering
B
wordt je nooit eigenaar
C
Wordt je eigenaar na betaling van het laatste termijn
D
hoef je geen rente te betalen, alleen huur

Slide 21 - Quiz

Wat is het verschil tussen huurkoop en koop op afbetaling?
A
Bij huurkoop huur je en koop je niet
B
Bij koop op afbetaling ben je voor de wet pas eigenaar als je alles hebt afgelost
C
Bij huurkoop ben je voor de wet eigenaar als je de lening volledig hebt terugbetaald
D
Bij koop op afbetaling heb je een onderpand

Slide 22 - Quiz

Voorbereiden PW 
Maak de test jezelf via Cumulus 
Maak een samenvatting via de classroom

Slide 23 - Slide