- Let op de eerste en laatste zin van de alinea. ( vaak de hoofdgedachte).
- Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc.
- Wat is je eigen antwoord?
- Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt.
- Onderstreep het gedeelte dat overeenkomt met jouw gekozen antwoord.
- Komt het onderstreepte tekstgedeelte overeen met je antwoord?
7. Als je het antwoord niet weet. Streep foute antwoorden weg door de kernwoorden in de antwoorden te benoemen.