This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Woordstrategieën
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
Kun je de verschillende woordstrategieën opnoemen
Kun je herkennen welke woordstrategie wanneer ingezet wordt bij het lezen van een onbekend woord.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Vijf woordstrategieën
1. Synoniem
2. Omschrijving of definitie
3. Voorbeeld
4. Tegengestelde betekenis
5. Herkennen van woorden
Slide 4 - Slide
Wat is een synoniem?
A
Een ander woord met een andere betekenis
B
Een ander woord met dezelfde betekenis
C
Hetzelfde woord met een andere betekenis
D
Hetzelfde woord in een andere taal
Slide 5 - Quiz
Wanneer spreek je van een tegenstelling?
A
Woord staat verderop in de tekst
B
Er staat een omgekeerde betekenis in de tekst.
C
Er staat een voorbeeld in de tekst.
D
Je herkent een gedeelte van het woord.
Slide 6 - Quiz
Bij welke woordstrategie kijk je naar de context?
A
Synoniem
B
Voorbeeld
C
Omschrijving of definitie
D
Tegengestelde betekenis
Slide 7 - Quiz
Welke strategie wordt hier gebruikt? Als je op jezelf woont, krijg je te maken met allerlei instanties, zoals verzekeringsmaatschappijen, banken en scholen.
A
synoniem
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
omschrijving
Slide 8 - Quiz
Welke manier zie je hier? Zo sympathiek als ik jou gisteren vond, zo onvriendelijk vind ik jou vandaag
A
synoniem
B
omschrijving
C
tegenstelling
D
voorbeeld
Slide 9 - Quiz
Welke manier zie je hier? Er zijn hier diverse winkels, zoals de Hema, de Action en de Plus
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
omschrijving
D
synoniem
Slide 10 - Quiz
In deze winkel verkopen ze exclusieve kleding. De goedkope merken kan je hier niet kopen !!