Begrippen staatsinrichting

H1 Staatsinrichting par 1 en 2

1 / 33
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H1 Staatsinrichting par 1 en 2

Slide 1 - Slide

Sociale kwestie
Luxemburgse kwestie
Caoutchouc artikel
Macht van de koning
Parlement bepaalt
Hygiëne
Lage lonen
Woningen
Willem III
Meer mannen
Socialisten

Slide 2 - Drag question

Wetgevende macht
Rechterlijke macht
Uitvoerende macht
ambtenaren
onafhankelijk
minister
1e Kamer
wetten voorstellen
staatssecretaris
wetten goedkeuren
regering
Parlement

Slide 3 - Drag question

Pacificatie
Grondwet 1848
Macht van de koning
Schoolstrijd
Onrust in Europa
Bijzonder onderwijs
1917
Willem II
Algemeen mannenkiesrecht
Thorbecke

Slide 4 - Drag question

Democratie =
A
De koning regeert
B
Het volk regeert
C
Alleen rijke mensen regeren
D
Regeren

Slide 5 - Quiz

Het parlement is hetzelfde als de Tweede Kamer
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Het parlement is hetzelfde als de regering
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

De Eerste en Tweede Kamer heten samen ook wel de Staten-Generaal
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Parlement = volksvertegenwoordiging
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Het volk regeert via gekozen volksvertegenwoordigers
Dit noem je:
A
Een monarch met een democratie
B
Een democratie
C
Een parlementaire democratie
D
Een parlement

Slide 10 - Quiz

Constitutie is hetzelfde als monarchie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

In de 19e eeuw kreeg Nederland een nieuwe grondwet die veel veranderde. Welk jaar?
A
1813
B
1870
C
1848
D
1830

Slide 12 - Quiz

De koning zegt op tv iets over het vluchtelingenbeleid van de regering. De minister van Binnenlandse Zaken krijgt hierdoor problemen. Waarom?
A
De koning is niet altijd aanwezig in de Tweede Kamer dus de minister beantwoordt de vragen
B
De koning is onschendbaar, hij mag daarom zeggen wat hij wil.
C
De minister is de woordvoerder van de koning
D
De koning is onschendbaar en de minister verantwoordelijk

Slide 13 - Quiz

Censuskiesrecht =
A
Je mag stemmen als je genoeg belasting betaalt
B
Iedereen mag stemmen
C
Je kiest wie er koning wordt
D
Als je van adel bent mag je stemmen

Slide 14 - Quiz

Noteer het begrip: volksvertegenwoordiging in de provincie die rechtstreeks door burgers wordt gekozen

Slide 15 - Open question

Noem het begrip: regering is verantwoordelijk voor doen en laten van het staatshoofd

Slide 16 - Open question

Noem twee klassieke grondrechten.

Slide 17 - Open question

Welke combinatie van politieke stroming, aanhang en politiek leider is
juist?
A
Liberalisme - arbeiders - Thorbecke
B
liberalisme - hoge burgerij - Troelstra
C
socialisme - arbeiders -Troelstra
D
socialisme - hoge burgerij - Thorbecke

Slide 18 - Quiz

Troelstra is:
A
Communist
B
Sociaal-Democraat

Slide 19 - Quiz

RKSP is een .. partij
A
Confessionele
B
Liberale
C
Socialistische

Slide 20 - Quiz

Met kleine luyden bedoelen we
A
arbeiders met weinig inkomen
B
hoge burgerij
C
achtergestelde katholieken
D
protestanten met weinig inkomen

Slide 21 - Quiz

Schaepman is een?
A
Confessioneel
B
Liberaal
C
Socialist

Slide 22 - Quiz

Abraham Kuyper is een?
A
Confessioneel
B
Liberaal
C
Socialist

Slide 23 - Quiz

ARP is een .. partij
A
Confessionele
B
Liberale
C
Socialistische

Slide 24 - Quiz

de kwestie Luxemburg ging over:
A
onschendbaarheid van de koning
B
het recht van initiatief
C
het recht van amendement
D
ministeriële verantwoording

Slide 25 - Quiz

Caoutchouc artikel heeft als gevolg dat:
A
Iedereen mag stemmen
B
Alle mannen mogen stemmen
C
De kiesdrempel steeds lager wordt
D
Er rubber ingevoerd wordt vanuit Indie

Slide 26 - Quiz

Caoutchouc artikel werd ingevoerd in:
A
1848
B
1887
C
1914
D
1918

Slide 27 - Quiz

In de Eerste Feministische Golf strijden ze niet voor dat vrouwen:
A
Stemrecht
B
Toegang tot Universiteit
C
Abortus
D
Eerlijker onderwijs

Slide 28 - Quiz

Aletta Jacobs is bekend door:
A
Eerste vrouwelijke student
B
Oprichtster VVV

Slide 29 - Quiz

de Eerste Kamer heeft géén recht van:

A
enquête
B
interpellatie
C
initiatief
D
budget

Slide 30 - Quiz

Het recht een minister ter verantwoording te roepen heet:
A
het recht van initiatief
B
het recht van interpellatie
C
het budget recht
D
het recht om een motie in te dienen

Slide 31 - Quiz

Recht van interpellatie heeft/hebben:
A
De Eerste Kamer
B
De Tweede Kamer
C
Beide Kamers

Slide 32 - Quiz

Wie heeft de wetgevende macht?
A
Parlement
B
Regering
C
Rechters

Slide 33 - Quiz