What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
21-22 4G wk 46 LES 3
Liebe Leute das Programm für heute!
SE-3 PTA - planning toetsen
Grammatik
1 / 39
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
This lesson contains
39 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Liebe Leute das Programm für heute!
SE-3 PTA - planning toetsen
Grammatik
Slide 1 - Slide
Lernziele
Ik weet wat ik wel/niet goed gedaan heb bij PW/poster
Ik weet wanneer het so en pw Darum Deutsch is
Ik snap de grammatica van het SO Darum Deutsch
Ik heb mijn huiswerk gedeeltelijk/helemaal af
Slide 2 - Slide
SE3-periode: t/m januari PLANNING:
SO Kapitel Darum Deutsch VRIJDAG 26 NOVEMBER
- e/i-Wechsel, a/ä-Wechsel
- Lernliste Seite 48 (NL-D/D-NL)
Proefwerk Kapitel Darum Deutsch VRIJDAG 10 DECEMBER
- e/i-Wechsel, a/ä-Wechsel
- zinsontleden: pers.vnw. + der-Gruppe + ein-Gruppe
- Lernliste Seite 48-49 (NL-D + D-NL)
- Sprachmittel Seite 33 (blauwe blok 1)
Leesvaardigheid
Leestoets oud examen 4G
MAANDAG/WOENSDAG 20/22 DEC,
SE3-toetsweek:
Spreekvaardigheid Mondeling
Slide 3 - Slide
REGEL: korte è --> i
ES
S
EN TREFFEN HELFEN SPRECHEN VERGES
S
EN
ich esse treffe helfe spreche vergesse
du
isst triffst hilfst sprichst vergisst
er,sie,es
isst trifft hilft spricht vergisst
wir essen treffen helfen sprechen vergessen
ihr esst trefft helft sprecht vergesst
sie,Sie essen treffen helfen sprechen vergessen
Slide 4 - Slide
REGEL: lange é --> ie
SEHEN LESEN FERNSEHEN
ich sehe lese sehe fern
du siehst liest siehst fern
er,sie,es sieht liest sieht fern
wir sehen lesen sehen fern
ihr seht lest seht fern
sie,Sie sehen lesen sehen fern
Slide 5 - Slide
UITZONDERINGEN
GEBEN NEHMEN
ich gebe nehme
du gibst nimmst
er,sie,es gibt nimmt
wir geben nehmen
ihr gebt nehmt
sie,Sie geben nehmen
Slide 6 - Slide
geben Warum ________ ihr mir das nicht?
A
gebt
B
giebt
C
gibt
D
gebet
Slide 7 - Quiz
lassen Die Frau ________ den Kaffee fallen.
A
lasst
B
lässt
C
last
D
lässest
Slide 8 - Quiz
fahren Wohin _________ ich?
A
fährt
B
fahr
C
fähre
D
fahre
Slide 9 - Quiz
geben Du ______ ihm das Geschenk?
A
gibst
B
giebt
C
gebt
D
gibt
Slide 10 - Quiz
fahren: wir ______________ Auto
Slide 11 - Open question
gefallen: Das Haus _________ mir.
Slide 12 - Open question
laufen: Wie weit __________ ihr
Slide 13 - Open question
lassen: Sie _________ sein Buch fallen.
Slide 14 - Open question
nehmen: _________ du Bier mit?
Slide 15 - Open question
vertaal naar het Duits:
jullie slapen
Slide 16 - Open question
vertaal naar het Duits:
kijk jij televisie
Slide 17 - Open question
AN DIE ARBEIT
HAUSAUFGABEN nächste Woche
Ab Seite 13
(vanaf blz. 13)
Aufgaben 2 b.z. 9 + 17, 18, 19, 20
Slide 18 - Slide
Auf Wiedersehen!
Slide 19 - Slide
SE-2 PRÜFUNGSWOCHE
35 Woordjes N-D
35 Woordjes D-N
20 werkwoorden
15 voorzetsels + pers.vnw. (bijv. tegen hem)
8 der- ein-groep, keuze uit 2
20 voorzetsel + der- ein-groep vertalen
5 meerkeuze-zinnen
6 zinnen N-D vertalen
Slide 20 - Slide
"Blokje van 3 woorden" in zinnen
Bijvoorbeeld:
Ik ga
zonder
+
mijn
+
moeder
naar de stad.
Ich gehe
ohne mein
e
Mutter
in die Stadt.
4e nv + ein-groep + vrouwelijk
uitgang =
-e
Slide 21 - Slide
SE-2 PRÜFUNGSWOCHE
ZIE IT'S LEARNING:
--> Bronnen (tabblad)
--> semester 1
--> PW SE-2 week
--> Kapitel 5 Zukunft --> Kapitel 3 Unterwegs
--> PPT + lessonup + Quizlets --> PPT + lessonup + Quizlets
Slide 22 - Slide
"Blokje van 3 woorden" in zinnen
In zinnen kom je dan blokjes van 3 woorden tegen:
voor
zetsel
+
der- ein
-groep-woord
+
zelfst.nw.
Bijvoorbeeld:
zonder + mijn + moeder
De eerste 2 woordjes moet je kunnen VERTALEN
van het 3e woordje moet je het GESLACHT weten
Slide 23 - Slide
der-Gruppe
(Lidwoorden de/het + aanwijzend vnw)
dies- jed- welch- alle
deze/die/dit/dat elk-/ieder- welk-
Slide 24 - Slide
ein-Gruppe
(Lidwoorden een + bezittelijke vnw)
kein- mein- dein- sein- ihr- unser- euer- ihr- Ihr-
geen mijn jouw zijn haar ons/onze jullie hun uw
Slide 25 - Slide
der-Gruppe:
dies- = deze/dit/dat/die
welch- = welk-
jed- = elk-
all- = alle
der-Gruppe + Ausgänge
M
V
O
MV
1e
uitgang =
d
er
-er
di
e
-e
da
s
-es
di
e
-e
3e
uitgang =
d
em
-em
d
er
-er
d
em
+em
d
en
(+n)
-en
4e
uitgang =
d
en
-en
di
e
-e
da
s
-es
di
e
-e
Slide 26 - Slide
ein-Gruppe
M
V
O
MV
1e
uitgang =
ein-
-
(geen)
ein
e
-e
ein
-
(geen)
kein
e
-e
3e
uitgang =
ein
em
-em
ein
er
-er
ein
em
+em
kein
en
(+n)
-en
4e
uitgang =
ein
en
-en
ein
e
-e
ein
-
(geen)
kein
e
-e
ein-Gruppe (bez.vnw):
mein- = mijn unser - = onze
dein- = jouw euer - = jullie
sein- = zijn ihr - = hun
ihr- = haar Ihr - = uw
Slide 27 - Slide
STAPPENPLAN
Vertaal alles, BEHALVE de uitgang van der/ein-groep-woord (middelste)
Bepaal de naamval van het voorzetsel (3e / 4e)
Bepaal het geslacht van het zelfstandig naamwoord
Is het de der- of ein-Groep (alleen belangrijk bij:
4e naamval + onzijdig
)
Vul de uitgang volgens het schema in.
Slide 28 - Slide
ÜBEN
met jouw vader ____________ _________________ Vater.
om zijn meisje ____________ _________________ Mädchen.
door die straat ____________ _________________ Straße
sinds welk jaar ____________ _________________ Jahr
Slide 29 - Slide
ARBEITSBLATT BESPRECHEN
DER - GRUPPE
EIN - GRUPPE
Slide 30 - Slide
AN DIE ARBEIT
Arbeitsblatt
Lernen
Poster arbeiten
Slide 31 - Slide
Stappenplan ein-Gruppe
Vertaal wat je weet =
Zelfst.nw./geslacht =
Uitgang "ein-groep" =
Opgave zoals in de SE-toets
tegen mijn
: Was hat er
__________ __________ Eltern (mv)
gesagt?
zonder haar:
__________ ___________ Kind konnte sie nicht schlafen.
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Video
werkwoord haben
ich habe
du hast
er/sie/es hat
wir haben
ihr habt
sie/Sie haben
werkwoord sein
ich bin
du bist
er/sie/es ist
wir sind
ihr seid
sie/Sie sind
Slide 34 - Slide
Personalpronomen
KEN JE ZE AL???
mij jou hem haar het ons jullie hen u wie
Slide 35 - Slide
Voorzetsels +3 (Präpositionen Dativ)
aus
aus
Aus ihm
wird sicher ein guter Bäcker.
bei
bij
Willst du
bei mir
essen?
mit
met
Gehst du
mit ihm
in die Eisdiele?>
nach
na (naar)
Wir treffen uns
nach
der Pause.
von
van/door
Das Geschenk habe ich
von ihr
bekommen.
Das Buch wurde
von ihm
geschrieben.
zu
naar
(personen)
Wir kommen gerne
zu euch
.
Slide 36 - Slide
Voorzetsels +4 (Präpositionen Akkusativ)
durch
door
Durch dich
bin ich zu spät.
für
voor
Für mich
eine Cola bitte.
ohne
zonder
Ohne dich
kann ich nicht leben.
um
om
Um uns
brauchst du nicht zu bleiben
gegen
tegen
Hat er
gegen euch
gesagt, dass ihr zu spät wart?
Slide 37 - Slide
BIJ DEZE GRAMMATICA GELDT:
na = nach
naar = zu
(naar personen)
door = durch OF von
(let op: verschillende naamval)
jullie: zónder voorzetsel = ihr
jullie: mét voorzetsel = euch
wie = wer, wem, wen
(1e, 3e, 4e naamval)
Slide 38 - Slide
Lernziele geschaft?
GEEF HET AAN IN DE VOLGENDE DIA'S ->->->
Slide 39 - Slide
More lessons like this
e - i wechsel Kapitel 5 3GT 7e editie
April 2022
- Lesson with
20 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
21-22 4G wk 47 LES 1
November 2021
- Lesson with
37 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
21-22 4G wk 47 LES 2+3
August 2022
- Lesson with
41 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
21-22 4G wk 48 LES 2
August 2022
- Lesson with
42 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
21-22 4G wk 48 LES 3+4
December 2021
- Lesson with
44 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
21-22 4G wk 03 blokuur
August 2022
- Lesson with
51 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
e-/i-Wechsel
March 2023
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 3
e-/i-Wechsel
May 2022
- Lesson with
23 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 3