Maatschappijleer Pluriforme samenleving open vragen

Lesprogramma
begripvragen
Kort de hoofdstukken bij langs.
(uitleg en vragen)


1 / 23
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Lesprogramma
begripvragen
Kort de hoofdstukken bij langs.
(uitleg en vragen)


Slide 1 - Slide

Pluriformiteit in Nederland
Wat kenmerkt de Nederlandse cultuur?

onder cultuur verstaan we alle waarden, normen en gewoonten die mensen binnen een groep of samenleving met elkaar delen.
De Nederlandse Cultuur is de dominante cultuur.
Taal, tradities,  normen en waarden.
(Nederlandse taal, sinterklaasfeest, koningsdag, gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen etc.

Slide 2 - Slide

Pluriformiteit in Nederland
subcultuur: We spreken van een subcultuur wanneer binnen een groep sommige waarden en andere cultuurkenmerken afwijken van de dominante cultuur.

hipsters, voetbalsupporters, studenten, Jehova's gereformeerden etc. al deze groepen maken deel uit van verschillende subculturen, maar delen ook weer gezamelijke normen en waarden van de dominante cultuur.

Ze zijn dus ook onderdeel van de dominante cultuur.

Slide 3 - Slide

2 Cultuur en identiteit
Waardoor wordt onze indentiteit bepaald?
1 Nature en Nurture.  (aangeboren en aangeleerde eigenschappen)

2 Cultuuroverdracht: Dit noemen we Socialisatie

Het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert.

(beleefdheidsvormen, de taal leren van het land waarin je woont, gewoonten etc)  --> check blz 123 ''opgesloten in een kippenhok''

Slide 4 - Slide

Waar vindt cultuuroverdracht / socialisatie plaats?
Socialiserende instituties

je gezin
je school
vriendenkring
je geloof
sportclubs / hobbies
Overheid en media

Slide 5 - Slide

Hoe vindt cultuuroverdracht / socialisatie plaats?
imitatie ( vooral bij kinderen)
informatie: kennisoverdracht
sociale controle

tot slot: socialisatie leidt tot internalisatie.
''Normen, waarden en gewoonten worden je eigen. je gedraagt je automatisch zoals de omgeving van je verwacht.

Slide 6 - Slide

Leg het begrip Internalisatie uit

Slide 7 - Open question

Nederland is veranderd
Welke belangrijke cultuurveranderingen heeft onze samenleving de afgelopen eeuw doorgemaakt?

voor WO II: sterke gezagsverhoudingen
(werknemers hadden ontzag voor hun baas, kinderen respecteerden gezag van hun ouders)
Grote verschillen tussen sociaal economische klassen, tussen rijk en arm

Weinig sociale mobiliteit = het was moeilijk om te klimmen op de maatschappelijke ladder
''Wie voor een dubbeltje geboren was werd nooit een kwartje''

Slide 8 - Slide

Nederland is veranderd
Nederland was terk godsdienstig en verzuild

Verzuiling: mensen organiseerden zich rond hun geloof of overtuiging

Katholieken: katholieke radio, tv, sportclubs, scholen, vakbonden, kranten

Mannen en vrouwen leefden naar traditionele rolpatronen.

Door de toenemende welvaart nam de verzuiling geleidelijk af

Slide 9 - Slide

Leg uit wat Sociale mobiliteit betekent

Slide 10 - Open question

Ontzuiling en ontkerkelijking
Vanaf jaren 60
Katholieken konden zich niet langer vinden in de strenge regels van de paus in Rome.
(tegen anticonceptiepil, tegen condoom gebruik)

Televisie speelde een belangrijke rol in de ontzuiling

Men kwam er achter dat de 'ander' helemaal niet zo anders of slecht waren.

Slide 11 - Slide

ontstaan jongerenculturen, emancipatiebewegingen, globalisering
meer geld voor jongeren: ontstaan van jongeren culturen.
Jongeren konden zelf beslissen wat ze met hun geld deden.

vanaf jaren 60: breidde de emancipatiebeweging zich uit.
Meer meisjes gingen studeren en werken. (economisch onafhankelijk)

Globalisering: de ontwikkeling waardoor mensen wereldwijd steeds meer met elkaar verbonden raken.
Globalisering heeft voor sterke cultuurveranderingen
(eetgewoonten, kledingstijlen, sociale omgangsvormen)
fastfood, Halloween, communiceren (sociale media)

Slide 12 - Slide

Wat wordt er bedoeld met de term ‘globalisering’?

Slide 13 - Open question

4 Migratie naar Nederland
Motieven voor migratie

1 economische motieven (werk)

2 sociale motieven (familie in het buitenland, geliefde in een ander land)

3 politieke motieven (vluchten voor oorlog, vervolging)


Slide 14 - Slide

Arbeidsmigratie
Gastarbeiders
arbeidsmigranten binnen de EU
Kennisimigranten buiten de EU
Illegalen van buiten EU

Vluchtelingen
Volgmigratie: gezinshereniging en gezinsvorming

Slide 15 - Slide

5 Samenleven betekent integreren
Er bestaad ruwweg 3 manieren hoe de autochtone en allochtone bevolking met elkaar omgaan

1 Assimilatie: mensen uit een andere cultuur passen zich volledig aan de dominante cultuur.
2 Segregatie: groepen leven gescheiden van elkaar (gebeurt ook in Nederland)
3 Integratie: wederzijdse aanpassing tussen  cultuurgroepen

Slide 16 - Slide

Geef een voorbeeld van Segregatie in Nederland

Slide 17 - Open question

6 Integratie gaat niet vanzelf
drie fasen in het integratieproces
1 vermijding  (bang voor het onbekende) (gevoel van verlies, cultuur)

2 conflict ( sociaaleconomisch, cultureel-religieuze en politieke oorzaken)
3 aanvaarding (respect en tolerant zijn)


Slide 18 - Slide

Leg uit waarom er spanningen kunnen ontstaan tussen twee verschillende bevolkingsgroepen

Slide 19 - Open question

7 Met wie ben je verbonden?
Affectieve bindingen
Economische bindingen
Cognitieve bindingen
Politieke bindingen

Wederkerigheid: als je zelf niet neerbuigend behandeld wilt worden, moet je dit ook niet bij anderen doen. (dit verbind ons)

Sociale Cohesie: Mate waarin burgers in de maatschappij verbondenheid ervaren en zich medeverantwoordelijk voelen voor het algemeen welzijn.

Slide 20 - Slide

Bindingen veranderen
De samenleving is altijd in beweging.

blijkt uit sterke invloed van Globalisering en Europeanisering

Mogelijk om te wonen, studeren, werken binnen de EU.
Hierdoor veranderden bindingen die je hebt met je eigen land of een nieuw land.

Slide 21 - Slide

Noem een voorbeeld van Europeanisering

Slide 22 - Open question

Geef een voorbeeld van een affectieve en economische binding

Slide 23 - Open question