Beeldspraak en stijlfiguren - hoofdstuk 4

Welkom
Nederlands
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Welkom
Nederlands

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 4

Slide 2 - Slide

Planning
  • Herhaling 
  • Introductie nieuw onderwerp
  • Aan de slag om erin te komen
  • Uitleg
  • Oefenen

Slide 3 - Slide

Welke begrippen hebben we tot nu toe behandeld?
  • Vergelijking met als
  • Vergelijking zonder als
  • Metafoor
  • Metonymia
  • Personificatie
  • Pleonasme
  • Tautologie
  • Contaminatie
  • Hyperbool
  • Climax
  • Anti-climax
  • Taboewoorden
  • Eufemisme

Slide 4 - Slide

Stijlfiguren
Na deze les:
  • kun je een synoniem herkennen en benoemen.
  • kun je een  homoniem herkennen en benoemen.
  • kun je een  litotes herkennen en benoemen.
  • kun je sarcasme herkennen en benoemen
Maak in je schrift aantekeningen bij 
de vier verschillende stijlfiguren.

Slide 5 - Slide

4

Slide 6 - Video

Synoniem - aantekening

Synoniemen zijn woorden die dezelfde betekenis hebben.

Je gebruikt synoniemen om ervoor te zorgen dat een tekst prettiger leest.

Een synoniem is dus géén stijlfout. 





                    







Het potlood is stuk. Gisteren is het kapot gegaan.
Mijn broertje heeft het beschadigd door er met zijn fiets overheen te rijden.

Mijn potlood is stuk en beschadigd. = tautologie
dit is geen synoniem -> hier is het fout gebruikt!


Slide 7 - Slide

00:26
Een synoniem is
A
een nieuwe manier om iets bijzonders te zeggen
B
een andere manier om hetzelfde te zeggen
C
de uitleg van een moeilijk woord
D
verschillende betekenissen van hetzelfde woord

Slide 8 - Quiz

00:56
Waarom stelt Arjen Lubach deze drie vragen na elkaar?

Slide 9 - Open question

02:04
Waarom zouden journalisten zoveel verschillende synoniemen gebruiken in hun teksten?

Slide 10 - Open question

02:29
Bedenk vier synoniemen voor het woord keeper

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Video

Homoniem - aantekening

Homoniemen zijn woorden die meerdere betekenissen hebben. 


Zij lagen te kussen op hun kussen.

De prijs van de prijs was €12,-.

Hij zat op de bank met veel geld op de bank.



                    







Slide 13 - Slide

Homoniem - voorbeeld

Homoniemen woord met meerdere betekenissen.

Hierdoor kunnen zinnen dubbelzinnig worden.  






                    







Slide 14 - Slide


In de cartoon is sprake van een homoniem. Leg uit.

Slide 15 - Open question


Is in deze cartoon sprake van een homoniem? Leg uit.

Slide 16 - Open question

Litotes - aantekening

Bij een litotes doe je een mededeling door het tegenovergestelde te ontkennen. Eigenlijk zeg je dus twee keer NEE (=ontkenning). Politici gebruiken vaak een litotes. 

Soms zorgt een litotes voor verwarring, want...wat bedoel je nu eigenlijk?


Ik zal niet ontkennen dat ik het gezegd heb.

Niet = Nee

Ontkennen = Nee

Dus: Eigenlijk zegt hij dat hij het wel heeft gezegd. 


                    







- x - = +

Slide 17 - Slide

Litotes - voorbeeld

Je gebruikt een litotes  eigenlijk om wat meer nadruk op iets te leggen. Belangrijk bij een litotes is dat het om een ontkenning gaat.

Woorden die met een ontkenning te maken hebben zijn NIET, NEE, 

het voorvoegsel ON- en het achtervoegsel -LOOS.

In een litotes is sprake van een dubbele ontkenning. 

Denk goed aan de uitkomst van de rekensom bij wiskunde: 

min x min = plus 


                    







Slide 18 - Slide

Sarcasme - aantekening

Bijtende spot; het is scherp van toon. 

Je zegt wilt iemand iets duidelijk maken door het tegenover-

gestelde te zeggen. Je toon geeft aan dat de opmerking

negatief bedoeld is.  


Wanneer iemand bijvoorbeeld zegt dat iets 'mooi' is, maar dit 

op sarcastische toon zegt, dan bedoelt hij juist dat lelijk is. 







                    







Slide 19 - Slide

Sarcasme - voorbeeld

De houding tegenover iemand is kritisch. Je vindt er dus echt iets van.



Werk vooral zo door! Dan haal je je examen zeker!

Gaat goed hè? (terwijl tijdens het overhoren vooral veel foute antwoorden worden gegeven).

Topper! (terwijl de voetballer een eigen doelpunt maakt)








                    







Slide 20 - Slide

Tjonge, wat heb je weer een prachtig cijfer gehaald.

Als Puk thuiskomt met een 3,4 voor geschiedenis.
A
Synoniem
B
Homoniem
C
Sarcasme
D
Litotes

Slide 21 - Quiz

Pak jij dat pak even uit de kast?

A
Synoniem
B
Homoniem
C
Sarcasme
D
Litotes

Slide 22 - Quiz

Vorige week was er een hoosbui. Tijdens die flinke regenbui overstroomde het riool.

A
Synoniem
B
Homoniem
C
Sarcasme
D
Litotes

Slide 23 - Quiz

De politieagent tekende een prent op de prent die hij uitdeelde aan de chauffeur.

A
Synoniem
B
Homoniem
C
Sarcasme
D
Litotes

Slide 24 - Quiz

Ik kan niet zeggen dat ik niet wil komen op je feestje.

A
Synoniem
B
Homoniem
C
Sarcasme
D
Litotes

Slide 25 - Quiz

'Je kunt wel zien dat je hard voor die toets hebt geleerd', zei de docent terwijl hij het cijfer teruggaf.

A
Synoniem
B
Homoniem
C
Sarcasme
D
Litotes

Slide 26 - Quiz

In de schuur lag een boterham met schimmel als voer voor de schimmel.
A
Synoniem
B
Homoniem
C
Sarcasme
D
Litotes

Slide 27 - Quiz

'Jij gaat wel als de brandweer vandaag', zei de trainer tegen zijn pupil die uitgeput op de grond lag.
A
Synoniem
B
Homoniem
C
Sarcasme
D
Litotes

Slide 28 - Quiz

Welke begrippen heb je in deze les geleerd?

Slide 29 - Open question

Welke van de geleerde begrippen vind je nog lastig?

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Slide