Een goede 150 jaar geleden, in 1866, waren er in Dordrecht accijnzen op vleesimport en het slachten van vee. Toentertijd was er meer dan eens iemand die probeerde om onder deze accijnzen uit te komen. Dit gold ook voor twee inwoners uit Dordrecht. Zij hadden een schaap gekocht in de Alblasserwaard. Zij wilden dit schaap meenemen hun stad in, maar ze voelden er weinig voor om hiervoor te betalen.
Onderweg naar Dordrecht kregen zij echter een ”goede ingeving’. In de buurt van Papendrecht zagen zij een vogelverschrikker staan. De kleren van de vogelverschrikker trokken ze bij het schaap aan. bij het betreden van de stadspoorten lieten zij het schaap, gehuld in een broek, jas en hoed, tussen zich in lopen. Waarbij ze het schaap ondersteunden. Nadat er hard blééééééééh door de stadspoorten galmde, werden de mannen staande gehouden en moesten ze alsnog de accijns voor import van vee betalen. Toen dit verhaal eenmaal rond ging werden Dordtenaren al snel Schapenkoppen genoemd. Een bijnaam die tot de dag van vandaag nog gehanteerd wordt.