This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Voorbereiding op de toets
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je benoemt op welke wijze elektrische energie wordt opgewekt, gedistribueerd en opgeslagen.
Je beschrijft de meest voorkomende symbolen en basisschakelingen zoals deze worden gebruikt in een elektrische installatie in woonhuizen en gebouwen.
Je beschrijft hoe een vereenvoudigde wisselschakeling en een kruisschakeling werkt.
Je benoemt de verschillende soorten buizen en benoemt welke gereedschappen er nodig zijn op deze op maat te maken.
Slide 2 - Slide
Hoe noem je de elektrische energie uit windkracht, waterkracht of aardwarmte?
A
Groene stroom
B
Fossiele energie
C
Het kan beide, groene stroom is hetzelfde als fossiele energie.
Slide 3 - Quiz
Welke soorten zijn hernieuwbare bronnen?
A
Hydro energie, windenergie, kernenergie.
B
Aardgas, steenkool, biomassa, hydro energie.
C
Hydro energie, zonne-energie, biomassa, windenergie, geothermische
energie.
Slide 4 - Quiz
Wat zijn voordelen van zonne-energie?
Slide 5 - Open question
Wat is niet-hernieuwbare energie?
A
Niet-hernieuwbare is windenergie en zonne-energie.
B
Niet-hernieuwbare energie wordt opgewekt door verbranding van
fossiele brandstoffen en bij kernsplitsing.
C
Niet-hernieuwbare is energie die opnieuw gebruikt kan worden.
Slide 6 - Quiz
Lees de onderstaande beweringen aandachtig. 1. Hoogspanningsleidingen worden gebruikt om de elektrische energie te transporteren vanaf elektriciteitscentrales en tussen distributienetten. 2. Bij het transporteren van elektrische energie wordt gebruik gemaakt van hoge spanningen om het verlies van energie te beperken. Welke beweringen zijn juist?
A
Alleen de eerste.
B
Alleen de tweede.
C
Beide.
D
Geen van beide.
Slide 7 - Quiz
Wat is het symbool voor een wisselschakelaar?
A
A
B
B
C
C
Slide 8 - Quiz
Als we de fasedraad en de nuldraad tegelijk willen schakelen, welke soort schakelaar gebruiken we dan?
A
Dubbelpolige
B
Wissel
C
Enkel
Slide 9 - Quiz
Teken een bedradingsschema van een enkelpolige schakeling.
Slide 10 - Open question
Teken een installatietekening van een wisselschakeling.
Slide 11 - Open question
Welke opsomming is volledig juist?
A
L=fase is bruin, N=nulleiding is blauw en
PE=geel/groen.
B
L=fase is zwart, N=nulleiding is blauw en PE=geel/groen.
C
L=fase is blauw, N=nulleiding is geel/groen en PE=blauw.
Slide 12 - Quiz
Waar worden kruisschakelingen vaak toegepast?
A
In de keuken.
B
In een woonkamer.
C
Op een lange gang.
Slide 13 - Quiz
Wat is het doel van een standaard kruisschakeling?
A
Om het licht op 1 plaats aan en uit te kunnen doen.
B
Om het licht op 2 plaatsen aan en uit te kunnen doen.
C
Om het licht op 3 plaatsen aan en uit te kunnen doen.
Slide 14 - Quiz
Wat is het kenmerkende verschil tussen een 'gewone' wisselschakeling en een vereenvoudigde wisselschakeling?
A
Bij de vereenvoudigde wisselschakeling heb je één schakeldraad minder
nodig.
B
In een 'gewone' wisselschakeling sluit je de fasedraad aan op een
schakelcontact.
C
Bij de vereenvoudigde wisselschakeling zijn de p-contacten van de
wisselschakelaars met elkaar verbonden door een fasedraad.
Slide 15 - Quiz
Wat voor schakelaar is dit?
A
Kruis
B
Wissel
C
Dubbelpolig
Slide 16 - Quiz
Teken een bedradingsschema van een kruisschakeling die bestaat uit 5 schakelaars.
Slide 17 - Open question
Welke verschillende soorten buizen gebruiken we binnen de elektrotechniek?