AF Oriëntatie op anatomie en fysiologie

M1W1
1
oriëntatie op anatomie en fysiologie
1 / 22
next
Slide 1: Slide
AFPMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

M1W1
1
oriëntatie op anatomie en fysiologie

Slide 1 - Slide

1 oriëntatie op anatomie en fysiologie
LEERDOELEN...
  • je omschrijft de betekenis van anatomie en fysiologie
  • je legt het verband ertussen uit
  • je noemt de betekenis van veelgebruikte plaatsaanduidingen

Slide 2 - Slide

1 oriëntatie op anatomie en fysiologie
LEERDOELEN...
  • je legt uit welke anatomische vlakken er zijn en welke doorsnede die opleveren
  • je noemt de betekenis van veelgebruikte richting aanduidingen
  • je legt de 4 niveaus in opbouw uit

Slide 3 - Slide

Anatomie...
  • ana = er doorheen
  • tomie = snijden
  • ontleedkunde
  • de wetenschap die zich bezig houdt met de bouw en vorm van het lichaam
1.1 de begrippen anatomie en fysiologie

Slide 4 - Slide

Anatomie, hierbij kan je je de volgende vragen stellen...
  • hoe ziet het eruit?
  • waaruit is het opgebouwd?
  • welke vorm heeft het?
1.1 de begrippen anatomie en fysiologie

Slide 5 - Slide

Fysiologie...
  • fysio = werking
  • logie = leer, studie
  • de wetenschap die zich bezighoudt met de functies in het lichaam
1.1 de begrippen anatomie en fysiologie

Slide 6 - Slide

Fysiologie, hierbij kan je je de volgende vragen stellen...
  • wat is de taak of functie?
  • hoe werkt het?
1.1 de begrippen anatomie en fysiologie

Slide 7 - Slide

anatomie
fysiologie
stofwisseling
ademhalen
beenmerg
bloed
spier

Slide 8 - Drag question

3 organen

  • een orgaan bestaat uit de vier weefselsoorten
  • duidelijk te onderscheiden
  • het heeft een specifieke taak
1.3.3
organen

Slide 9 - Slide

Teken in 2 tallen de organen die je kent/ weet te liggen op het a4'tje 

Slide 10 - Slide

4 orgaanstelsels

  • een orgaanstelsel bestaat uit meerdere organen
  • de organen werken samen met elkaar
1.3.4
orgaanstelsels

Slide 11 - Slide

De plaats waar iets is of gebeurt, wordt aangegeven door...
  • een voorvoegsel
  • een kernwoord
  • een achtervoegsel
1.2 plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen

Slide 12 - Slide

Belangrijke plaatsaanduidingen zijn...
  • intra = binnenin
  • extra = erbuiten
1.2 plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen

Slide 13 - Slide

Belangrijke plaatsaanduidingen zijn...
  • supra = boven
  • sub = onder
  • para = naast
  • peri = rondom
1.2 plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen

Slide 14 - Slide

Belangrijke plaatsaanduidingen zijn...
  • pre = voor
  • post = na
  • inter = tussen
  • per = er doorheen
1.2 plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen

Slide 15 - Slide

Vul op het werkblad alle onderzoeken in die je kent, 
deze bespreken we na 
Werkblad invuloefening onderzoeken

Slide 16 - Slide

1 cellen

  • kleinst levende eenheid van de mens
  • er zijn veel soorten cellen
  • cellen gebruiken atomen en moleculen om hun taken uit te voeren
1.3.1
cellen

Slide 17 - Slide

2 weefsel

  • een groep cellen met dezelfde bouw en functie
  • samen voeren ze deze functie in het groot uit
1.3.2
weefsel

Slide 18 - Slide

2 weefsel

  • samen zorgen gelijksoortige cellen voor: dekken, binden, bewegen, reageren
  • dek- en bindweefsel
  • spier- en zenuwweefsel
1.3.2
weefsel
dekweefsel
bindweefsel
spierweefsel
zenuwweefsel

Slide 19 - Slide

waar wordt een subcutane injectie gegeven?
timer
0:10
A
onder de huid
B
in de huid
C
naast de huid
D
na de huid

Slide 20 - Quiz

welk weefsel wordt gebruikt om het lichaam te laten bewegen?
timer
0:10
A
dekweefsel
B
spierweefsel
C
zenuwweefsel
D
bindweefsel

Slide 21 - Quiz

lesdoelen behaald?
je omschrijft de betekenis van anatomie en fysiologie
je legt het verband ertussen uit
je noemt de betekenis van veelgebruikte plaatsaanduidingen
je legt uit welke anatomische vlakken er zijn en welke doorsnede die opleveren
je noemt de betekenis van veelgebruikte richting aanduidingen
je legt de 4 niveaus in opbouw uit

Slide 22 - Slide