Economie lessonup

Economie lessonup
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Economie lessonup

Slide 1 - Slide

Een markt is een plek waar vraag en aanbod samenkomen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

De aanbodcurve is dalend omdat producenten minder willen aanbieden naarmate de prijs stijgt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

De vraagcurve geeft weer hoe de gevraagde hoeveelheid van een goed verandert bij verschillende prijsniveaus.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Een overschot ontstaat wanneer de vraag naar een product groter is dan het aanbod.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Bij een prijselastische vraag leidt een kleine prijsverandering tot een grote verandering in de gevraagde hoeveelheid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Deflatie betekent een stijging van het algemene prijsniveau.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Het bruto binnenlands product (BBP) is de totale waarde van alle goederen en diensten die in een land in een jaar worden geproduceerd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Schaalvoordelen ontstaan wanneer de gemiddelde kosten per eenheid product dalen naarmate de productie toeneemt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Een monopolist zal altijd kiezen voor MO=MK
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Bij volkomen concurrentie zijn er veel aanbieders en vragers, en is het onmogelijk(op de lange termijn) om een lagere prijs te kiezen dan de marktprijs
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Bij monopolistische concurrentie verkopen bedrijven identieke producten.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Het consumentenprijsindexcijfer (CPI) meet de verandering in de prijs van een mandje goederen en diensten dat representatief is voor de uitgaven van een gemiddeld huishouden.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Het concept van comparatieve voordelen stelt dat landen zich moeten specialiseren in de productie van goederen waarin ze relatief gezien het meest efficiënt zijn, zelfs als een ander land efficiënter is in de productie van beide goederen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Het consumentenprijsindexcijfer (CPI) meet de verandering in de prijs van een mandje goederen en diensten dat representatief is voor de uitgaven van een gemiddeld huishouden.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

De marginale kosten zijn de totale kosten gedeeld door de hoeveelheid geproduceerde goederen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

De arbeidsproductiviteit is de hoeveelheid output per eenheid arbeid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

De arbeidsproductiviteit is de hoeveelheid output per eenheid arbeid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Importquota zijn limieten op de hoeveelheid van een goed die in een land mag worden geïmporteerd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Een progressief belastingstelsel betekent dat hogere inkomens meer belasting betalen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Subsidies verhogen de kosten voor producenten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Globalisering kan leiden tot een grotere economische integratie tussen landen door middel van handel en investeringen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

In het gevangendilemma zullen rationele spelers altijd kiezen voor samenwerken, omdat dat de uitkomst maximaliseert voor beide spelers.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

In het gevangendilemma is de uitkomst voor beide spelers het beste als ze beiden kiezen voor samenwerken, ondanks dat ze individueel een prikkel hebben om te kiezen voor verraad.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Volgens de theorie van comparatieve voordelen is het voor een land voordelig om alleen goederen te produceren waarvoor het de absolute kostenvoordelen heeft ten opzichte van andere landen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz