Differentiatie-uur Nederlands week 23

Differentiatie-uur Nederlands
dinsdag 8 juni
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Differentiatie-uur Nederlands
dinsdag 8 juni

Slide 1 - Slide

Overzicht
  • Portfolio-cijfer (boekopdracht 4 en schrijfopdracht 3 moeten nog)
  • Toets Over taal en woordenschat (blok 4-6)
  • Toets begrijpend lezen (in de toetsweek)

Slide 2 - Slide

Over taal en woordenschat
samenstellingen en afleidingen
woordraadstrategie
verwijswoorden
voor- en achtervoegsels
woordkeuze en woordgevoel

moeilijke woorden + betekenissen, spreekwoorden

Slide 3 - Slide

Bedenk een afleiding met het woord 'zon'.

Slide 4 - Open question

Hé, blijf eens van de fiets ... daar staat af!
Welk woord moet op de puntjes en hoe noem je dat woord?

Slide 5 - Open question

Wat is geen woordraadstrategie?
A
Bekijk de afbeelding.
B
Raad wat het woord betekent.
C
Zoek een antoniem.
D
Zoek naar een voorbeeld.

Slide 6 - Quiz

Bedenk zelf een zin waarbij het woord 'pannenkoek' een negatief gevoel oproept.

Slide 7 - Open question

Als iemand over het paard getild is, dan is diegene...

Slide 8 - Open question

Begrijpend lezen
Toets in de toetsweek!

Slide 9 - Slide

Wat zijn de vijf (hm)/zes (vh) tekstdoelen?

Slide 10 - Open question

Welke zeven onderdelen van een tekst bekijk je als je oriënterend leest?

Slide 11 - Open question

Wat wordt bedoeld met 'het onderwerp van de tekst' bij begrijpend lezen?

Slide 12 - Open question

Wat zijn de drie manieren van afsluiten bij een tekst?

Slide 13 - Open question

Wat zijn de vier manieren van inleiden?

Slide 14 - Open question

Wat is een kernzin?

Slide 15 - Open question

Hoofd- en bijzaken
De belangrijkste dingen in een tekst: hoofdzaken.
Minder belangrijke dingen (voorbeelden, toelichting): bijzaken.

Slide 16 - Slide

Drie manieren van lezen 
oriënterend
globaal (ongeveer; je leest de eerste alinea, de kernzinnen en de laatste alinea)
grondig/intensief (je leest de tekst helemaal)

Slide 17 - Slide

Je leesboek voor Nederlands lees je op deze manier:

Slide 18 - Open question

Hoofdgedachte
Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp wil vertellen in één zin.

Slide 19 - Slide

Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte?

Slide 20 - Open question