Christenen
Predikers verspreidden het christendom in het rijk. Omdat christenen weigerden de staatsgoden te vereren, verboden keizers het christendom.
Keizer Constantijn gaf de christenen in 313 n.C. godsdienstvrijheid: het recht om openlijk met een godsdienst bezig te zijn.
In 380 n.C. werd het christendom de Romeinse staatsgodsdienst. Later werden andere godsdiensten verboden.
Het christendom in het Romeinse rijk, van verboden tot enig toegestane godsdienst, is een kenmerkend aspect van de tijd van Grieken en Romeinen.