5.1 Beweging vastleggen

5 Bewegen
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

5 Bewegen

Slide 1 - Slide

Wat weet je al over beweging?

Slide 2 - Slide

Tijdens het fietsen kun je versnellen of vertragen. Welke opmerkingen zijn waar?
A
Als je versnelt, ga je steeds langzamer bewegen
B
Als je vertraagt, ga je steeds langzamer bewegen
C
Als je versnelt, ga je steeds sneller bewegen
D
Als je vertraagt, ga je steeds sneller bewegen

Slide 3 - Quiz

Op de weg naar school fiets je met een snelheid van 18 kilometer per uur. Wat betekent dat?
A
Dat je er een minuut over doet om 18 kilometer te fietsen
B
Dat je er een uur over doet om 18 kilometer te fietsen
C
Dat je er een seconde over doet om 18 kilometer te fietsen

Slide 4 - Quiz

Op vakantie maak je een lange fietstocht van 30 kilometer. Je fietst met een snelheid van 15 kilometer per uur. Hoe lang doe je erover?
A
een half uur
B
twee uur
C
één uur
D
vier uur

Slide 5 - Quiz

De leerdoelen:
  1. Je kunt uitleggen wat je op een stroboscopische foto ziet en hoe je zo’n foto maakt.
2. Je kunt benoemen welke twee dingen je moet weten om uit een stroboscopische foto de gegevens voor een afstand-tijddiagram te halen.
3. Je kunt een afstand-tijdtabel invullen.
4. Je kunt op een afstand-tijddiagram bij een tijdstip de bijbehorende afstand aflezen, en omgekeerd.

Slide 6 - Slide

Hoe kun je beweging vastleggen ?
A
met een foto
B
met een ketting
C
met een lamp
D
door het op te sluiten

Slide 7 - Quiz

Wat is een stroboscoop ?
A
een speciale fotocamera
B
een flitslamp
C
een speciale robot
D
een foto van een beweging

Slide 8 - Quiz

Meneer Wietsema legt in een video uit hoe je beweging vast kunt leggen

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Stroboscobische foto, wat moet je onthouden?
1. De foto wordt gemaakt door een stroboscooplamp
2. De stroboscooplamp geeft een kort lichtflits
3. De tijd tussen de lichtflitsen is altijd even lang

Slide 13 - Slide

Een afstand-tijdtabel van een stroboscopische foto, wat moet je onthouden?

1. De afstand weet je door de meetlat 
2. De tijd weet je, omdat je de tijd tussen de lichtflitsen weet. 

Slide 14 - Slide

Voorbeeld



Hier zie je een voorbeeld van een stroboscopische foto
Gegeven: de tijd tussen de flitsen is altijd 0,5 seconden

Slide 15 - Slide

Voorbeeld



Hier zie je een voorbeeld van een stroboscopische foto
Gegeven: de tijd tussen de flitsen is altijd 0,5 seconden
We meten de afstand door naar de voorkant van de bal te kijken
I
I
I

Slide 16 - Slide

Eerste stap van een afstand-tijdtabel maken: de tijd invullen



Er is gegeven dat er elke 0,5 
seconden en flits is, daarom 
ziet de afstand-tijdtabel er als
 volgt uit:

Slide 17 - Slide

Hoeveel afstand heeft de bal afgelegd bij C?
I
A
1 cm
B
10 cm
C
100 cm
D
1 m

Slide 18 - Quiz

Hoeveel afstand heeft de bal afgelegd bij D?
I
A
2,2 cm
B
22 cm
C
220 cm
D
2,2 m

Slide 19 - Quiz

Tweede stap van een afstand-tijdtabel maken: de afstand invullen



Vul de afstand in cm in die de
bal afgelegd heeft voor 
A t/m G

Slide 20 - Slide

Van een afstand-tijdtabel naar een afstand-tijdgrafiek
Een afstand-tijdgrafiek maak je aan de hand van de tabel die je eerst maakt. 
1. Teken een assenstelsel en zet tijd langs de horzontale en afstand langs de verticale as
2. Teken de gegevens uit de tabel als punten in
3. Trek een vloeiende lijn door de punten heen

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Als de bal een snelheid van 0,1 meter per seconde heeft, wat betekent dat dan ?
A
Dat de bal per seconde 100 cm aflegt.
B
Dat de bal per seconde 10 cm aflegt
C
Dat de bal per 0,1 meter 10 sec. nodig heeft
D
Dat de bal per 0,1 meter 100 s nodig heeft.

Slide 23 - Quiz

Als iemand 72 kilometer per uur rijdt, hoeveel meters per seconde legt hij dan af ?

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Slide

Opdrachten maken
Wat: lees paragraaf 5.1 en maak de online opdrachten 
Huiswerk: opgave 1 tm 12 van paragraaf 5.1 
Tijd:  7 minuten helemaal stil, daarna zachtjes overleggen

Klaar?: ga bezig met een ander vak! 

Slide 26 - Slide