unit 4 les 9 (will/shall + to be going to)

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

Planning

Homework check

Uitleg will/shall en to be going to

Online oefenen

Huiswerk 

Goal
You know the difference between will and going to. 

Homework:

§4.4 opdr. 5, 9, 10 online

Will / to be going to?

Will

- Bij een voorspelling waar GEEN bewijs voor is. 

- Bij een besluit op het moment van spreken. 

- Voorstel/voorkeur

to be going to

- Bij een voorspelling waar WEL bewijs voor is.
- Bij een afgesproken plan.

- Gebeurtenissen die in de toekomst gaan plaatsvinden.

Met beide praat je over de toekomst.

Will gebruiken we bij een voorspelling waarvoor GEEN bewijs is.

1. True
2. False

To be going to gebruiken we bij een voorspelling waarvoor WEL bewijs is.

1. True
2. False

Look at the weather! It ... (rain).

Tip: is er bewijs? Kun je het zien?

1. is going to rain
2. will rain

I think it ... (rain) today.

Tip: Is er bewijs? Kun je dit zien?

1. is going to rain
2. will rain

Will / to be going to

Will

Hoe?
will + hele werkwoord

Shall:

Alleen bij vragen met I of we. 

To be going to

Hoe?
am/is/are + going to +
hele werkwoord 

Will: ontkenningen en vragen

Vraag:

Ze will vooraan. 

Will you help me?

Let op! Shall bij I en we.

Shall I hand this to you?

Ontkenning:

not achter Will. 

Afkorten: won't

I won't go to the cinema.

I will not do my homework.

to be going to: vragen + ontkenningen

Vragen:

Je zet am/are/is vooraan in de zin.

Is it going to rain today?

Ontkenningen:

Je zet not/n't achter am/are/is.

It is not/isn't going to rain today.

It ... be rainy tomorrow.

1. will
2. is going to

Look, it ... rain!

1. will
2. is going to

You ... probably ... first prize.

1. will - win
2. are - going to win

Online oefenen:

Will/shall:

§4.5 opdr. 3

To be going to:

§4.5 opdr. 4

Klaar?:

§4.5 Opdr. 6

§4.5 opdr. 1, 2, 7