This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
If sentences
Voorwaardelijke bijzinnen
Slide 1 - Slide
Voorbeelden
If you press this button, the doorbel rings
The dough rises if you add yeast
If you leave now, you’ll be in time.
I would be really sad if my experiment didn’t work.
Slide 2 - Slide
Waarom?
Voorwaarde - gevolg
Voorwaarde - Bijzin
Gevolg - Hoofdzin
Slide 3 - Slide
Hoe dan?
Verschillende mogelijkheden:
Je gebruikt in de bijzin if + present simple en in de hoofdzin de present simple als het gevolg vaststaat; het is een feit.
Je gebruikt in de bijzin if + present simple en in de hoofdzin will (not) + het hele werkwoord als het waarschijnlijk is dat er aan de voorwaarde voldaan wordt.
Je gebruikt in de bijzin if + past simple en in de hoofdzin would (not) + het hele werkwoord als het onwaarschijnlijk is dat er aan de voorwaarde voldaan wordt.
Slide 4 - Slide
bijzin if + present simple en in de hoofdzin de present simple
If you melt ice, it becomes water.
The light goes on if you press the switch.
Water boils if you heat it to 100°C
Slide 5 - Slide
bijzin if + present simple en in de hoofdzin will (not) + het hele werkwoord
If you help me, I’ll give you some chocolate.
If I receive an invitation, I will go to the party.
The party will be cancelled if it rains.
Slide 6 - Slide
if + past simple en in de hoofdzin would (not) + het hele werkwoord
They would be really happy if they won the match.
I would buy a castle if I had a million pounds.
If Tom knew your phone number, he’d call you.
Slide 7 - Slide
If I ------ (to study), I ---------(to pass) the exams.
Slide 8 - Open question
If you----- (to wear) sandals in the mountains, you--- (to slip) on the rocks.
Slide 9 - Open question
If I---- (to come) home earlier, I ---(to prepare) dinner.
Slide 10 - Open question
If you (to do) a paper round, you ( to earn) a little extra money