This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Het Klimaatsysteem van Koppen
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je de 5 hoofdklimaten van het Klimaatsysteem van Koppen identificeren en uitleggen.
Slide 2 - Slide
Introduceer het onderwerp van de les en geef de leerdoelen aan.
Wat weet je al over het Klimaatsysteem van Koppen?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Wie was Wladimir Koppen?
Wladimir Koppen was een Duitse klimatoloog, geboren in 1846, die het Klimaatsysteem van Koppen ontwikkelde.
Slide 4 - Slide
Geef een korte achtergrond over de ontwikkelaar van het Klimaatsysteem van Koppen.
Het Klimaatsysteem van Koppen
Het Klimaatsysteem van Koppen is een classificatiesysteem voor klimaten op basis van temperatuur en neerslag.
Slide 5 - Slide
Leg uit wat het Klimaatsysteem van Koppen is en waar het op gebaseerd is.
Hoofdklimaten A, B, C, D, E
Er zijn 5 hoofdklimaten: A (tropisch), B (droog), C (gematigd), D (koud) en E (polaire klimaten).
Slide 6 - Slide
Introduceer de 5 hoofdklimaten van het Klimaatsysteem van Koppen.
Hoofdklimaat A
Hoofdklimaat A is het tropische klimaat. Het is warm en vochtig met veel neerslag.
Slide 7 - Slide
Beschrijf het tropische klimaat en geef voorbeelden van locaties met dit klimaat.
Hoofdklimaat B
Hoofdklimaat B is het droge klimaat. Het is warm en droog met weinig neerslag.
Slide 8 - Slide
Beschrijf het droge klimaat en geef voorbeelden van locaties met dit klimaat.
Hoofdklimaat C
Hoofdklimaat C is het gematigde klimaat. Het heeft milde temperaturen en neerslag gedurende het hele jaar.
Slide 9 - Slide
Beschrijf het gematigde klimaat en geef voorbeelden van locaties met dit klimaat.
Hoofdklimaat D
Hoofdklimaat D is het koude klimaat. Het heeft lange, koude winters en korte, koele zomers met matige neerslag.
Slide 10 - Slide
Beschrijf het koude klimaat en geef voorbeelden van locaties met dit klimaat.
Hoofdklimaat E
Hoofdklimaat E is het polaire klimaat. Het is koud en droog met weinig neerslag.
Slide 11 - Slide
Beschrijf het polaire klimaat en geef voorbeelden van locaties met dit klimaat.
Vraag 1
Wat is het koudste hoofdklimaat?
Slide 12 - Slide
Stel een meerkeuzevraag om de kennis van de studenten te testen.
Antwoord 1
Hoofdklimaat D is het koudste klimaat.
Slide 13 - Slide
Geef het juiste antwoord op de vorige vraag.
Vraag 2
Welk hoofdklimaat is warm en vochtig?
Slide 14 - Slide
Stel een meerkeuzevraag om de kennis van de studenten te testen.
Antwoord 2
Hoofdklimaat A is warm en vochtig.
Slide 15 - Slide
Geef het juiste antwoord op de vorige vraag.
Vraag 3
Welk hoofdklimaat is koud en droog?
Slide 16 - Slide
Stel een meerkeuzevraag om de kennis van de studenten te testen.
Antwoord 3
Hoofdklimaat E is koud en droog.
Slide 17 - Slide
Geef het juiste antwoord op de vorige vraag.
Vraag 4
Welk hoofdklimaat heeft milde temperaturen en neerslag gedurende het hele jaar?
Slide 18 - Slide
Stel een meerkeuzevraag om de kennis van de studenten te testen.
Antwoord 4
Hoofdklimaat C heeft milde temperaturen en neerslag gedurende het hele jaar.
Slide 19 - Slide
Geef het juiste antwoord op de vorige vraag.
Vraag 5
Welk hoofdklimaat is warm en droog?
Slide 20 - Slide
Stel een meerkeuzevraag om de kennis van de studenten te testen.
Antwoord 5
Hoofdklimaat B is warm en droog.
Slide 21 - Slide
Geef het juiste antwoord op de vorige vraag.
Samenvatting
Het Klimaatsysteem van Koppen is een classificatiesysteem voor klimaten op basis van temperatuur en neerslag. Er zijn 5 hoofdklimaten: A (tropisch), B (droog), C (gematigd), D (koud) en E (polaire klimaten).
Slide 22 - Slide
Herhaal de belangrijkste punten van de les.
Bronnen
Voeg hier de bronnen toe die zijn gebruikt voor deze les.
Slide 23 - Slide
Vermeld de bronnen die zijn gebruikt voor deze les.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 24 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 25 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 26 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.