(herhaling) Engelse werkwoorden

programma vandaag
herhaling Engelse werkwoorden
woordenschat

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

programma vandaag
herhaling Engelse werkwoorden
woordenschat

Slide 1 - Slide

Engelse werkwoorden

De miljonairsdochter is door drie onbekende mannen (kidnappen)
A
kidgenapt
B
gekidnapt
C
gekidnapped
D
gekidnapd

Slide 2 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij (coachen) deze club jarenlang maar is opgestapt na een stevige ruzie
A
coachde
B
coachte
C
coachete
D
coachede

Slide 3 - Quiz

Engelse werkwoorden in het Nederlands
Regels:  Gebruik  TAXIKOFSCHIP 

1. zit de laatste letter van de stam erin  -> ‘t’ in verleden tijd en volt.deelwoord
  • crashen – hij crasht – hij crashte – hij is gecrasht

2. zit de laatste letter van de stam NIET in het TAXIKOFSCHIP ---> een ‘d’ in de verleden tijd en voltooid deelwoord.
  • downloaden –  hij downloadde – hij heeft gedownload


Slide 4 - Slide

Engelse werkwoorden

Gisteren (snoozen) ik wel vier keer vóór ik opstond.
A
snoozte
B
snoozde
C
snoozede
D
snozede

Slide 5 - Quiz

Engelse werkwoorden

Ik heb jaren als webdesigner (freelancen)
A
gefreelancet
B
gefreelanct
C
gefreelanced
D
gefreelancd

Slide 6 - Quiz

woordenschat

Slide 7 - Slide

Wat betekent
ruineren
A
zwartmaken
B
verwoesten
C
instorten
D
instrueren

Slide 8 - Quiz

Wat betekent

traceren
A
iets of iemand opsporen
B
inschatten
C
insluipen
D
trakteren

Slide 9 - Quiz

Wat betekent

restrictie
A
incompetent
B
verwoesting
C
beperking
D
tegengas geven

Slide 10 - Quiz

Wat betekent

incompetent
A
niet krachtig
B
onbekwaam
C
onnozel
D
onlogisch

Slide 11 - Quiz

identiek
pretenderen
illusie
incasseren
hetzelfde
doen alsof
fantasie
kunnen verdragen

Slide 12 - Drag question

Wat is een ander woord voor "vacature"?
A
factuur
B
functie
C
personeelsadvertentie
D
arbeidsplaats

Slide 13 - Quiz