Français klas 2 Hoofdstuk 2

C'est si bon
Chapitre 2
1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

C'est si bon
Chapitre 2

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Noem de 3 dingen waar een diner uit bestaat

Slide 3 - Open question

Hoe laat dineren mensen meestal in Frankrijk?
A
Tussen 5 en 7
B
Tussen 7 en 8
C
Tussen 7 en 9
D
Tussen 6 en 9

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

broodsoorten
beleg
drankjes
algemene woorden over eten
le petit déjeuner
le petit déjeuner
la tartine
la tartine
le beurre
le beurre
le café
le café
la baguette
la baguette
le thé
le thé
le croissant
le croissant
le pain
le pain
le chocolat
le chocolat
manger
manger
le dîner
le dîner
bon appétit
bon appétit
la boulangerie
la boulangerie
la confiture
la confiture

Slide 6 - Drag question

le croissant
la boulangerie
manger
le café
la confiture
le restaurant
la baguette

Slide 7 - Drag question

D Grammaire et écrire
Présent = tegenwoordige tijd
Hele werkwoord Nederlands: lopen, geven, spelen, wonen
Ik loop / ik geef/ ik speel/ik woon

Hele werkwoord Frans: regarder, manger, écouter, demander
je regarde/je mange/ j'écoute/ je demande

Slide 8 - Slide

Le présent:
  • Tegenwoordige tijd: regarder, manger, écouter, demander etc.
  • 3 stappen:
  1. Hele werkwoord: regarder
  2. Haal het einde: -er eraf: regard, de stam blijft over
  3. Bij elke vorm komt een uitgang achter de stam.

Slide 9 - Slide

Uitgangen:

Slide 10 - Slide

timer
3:00
Ik
Jij
Hij
Zij (👩🏼)
Wij / Men
Wij
Jullie / U
Zij (👩🏼👩🏼)
Zij (👨🏽👨🏽)
Je
Tu
Il
Elle
On
Nous
Vous
Ils
Elles

Slide 11 - Drag question

Je/J'
Nous
Il/elle/on
Vous
Ils/elles
Tu
stam + es
stam + ent
stam + e
stam + ez
stam + e
stam + ons

Slide 12 - Drag question

je
Tu 
il
elle
nous
vous
ils /elles
parlons
parlez
parle
parlent
parles

Slide 13 - Drag question

LES D
Opdracht 16 a p. 72
Opdracht 16 c + d p.73
Opdracht 17 a + b p. 73
Opdracht 18 a p.75
Opdracht 19 p.75

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Attention!
  • Eenentwintig -> vingt et un
        ----> twintig en één, dertig en één, veertig en één, etc.
        dit geldt voor alle eenen...
  • Tweeëntwintig -> vingt-deux                                                                      -----> met een streepje ertussen
       dit geldt voor alle samengestelde getallen die niet eenen....           (nogwat) zijn.

Slide 17 - Slide

tot 60...
  • dix                  - tien
  • vingt              - twintig
  • trente            - dertig
  • quarante     - veertig
  • cinquante   - vijftig
  • soixante      - zestig

Slide 18 - Slide

35
A
trente et cinq
B
cinq et trente
C
trente-cinq
D
trente-et-cinq

Slide 19 - Quiz

56
A
cinquante-six
B
six et cinquante
C
cinquante et six
D
cinquante-et-six

Slide 20 - Quiz

61
A
soixante un
B
soixante-et-un
C
un et soixante
D
soixante et un

Slide 21 - Quiz

APRÈS 69

  • 70 -> 60  10 -> soixante-dix
  • 80 -> 4  20   -> quatre-vingts
       MAAR: 81 = quatre-vingt-un
  • 90 -> 4  20  10 -> quatre-vingt-dix

Slide 22 - Slide

4x20+17
A
87
B
97
C
41
D
127

Slide 23 - Quiz

4x20+5
A
29
B
95
C
85
D
79

Slide 24 - Quiz

78
A
soixante-dix-neuf
B
quatre-vingt-dix-huit
C
soixante-dix-huit
D
soixante-huit

Slide 25 - Quiz

87
A
soixante-dix-sept
B
quatre-vingt-sept
C
quarante-sept

Slide 26 - Quiz

96
A
soixante-seize
B
soixante-neuf
C
quatre-vingt-six
D
quatre-vingt-seize

Slide 27 - Quiz