DISK start les Nederland vraag ?

start  thema 19 

 Nederland 

Wat is Typisch Nederland ?

een vraag aan jou  ! 
1 / 48
next
Slide 1: Slide
ISK/nt2Speciaal OnderwijsLeerroute 2

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

start  thema 19 

 Nederland 

Wat is Typisch Nederland ?

een vraag aan jou  ! 

Slide 1 - Slide

Nederland 

jij komt uit een ander land ! 

Er zijn zeker verschillen 
maar ......
wat is nou voor jou 
typisch 
 Nederlands ?

dus een vraag aan jou  ! 
vertel het antwoord 

Slide 2 - Slide

je werkt in een groep 


*duidelijk schrijven , 
een ander moet het kunnen lezen ! 
Zonder te praten , denk je na...
Je schrijft jouw antwoord op het papier. 
            Klaar: 
je geeft het papier aan je buurman-vrouw links van je en leest dit . 
Is het hetzelfde antwoord
 als van jou ? 
Bedenk dan een nieuw antwoord.  Klaar je geeft dit weer het door naar links.    Tot je jouw blaadje ziet , STOP

Slide 3 - Slide

je bedenkt samen
met je groep de top3

Slide 4 - Open question

Je bedenkt samen met je groep
een top 3 praat hierover
( 4 mag) noteer ze op het grote papier maak een foto

Slide 5 - Open question

huiswerk 
start maken 
bronnen 1 lezen 
de moeilijke woorden noteren in schrift 

Slide 6 - Slide

les 2  We gaan samen lezen 
bronnen 1-2   
in duo's de tekst hardop. 
schrijf de moeilijke woorden op !  
*klassikaal bespreken welke ? 

Slide 7 - Slide

les 3 
bronnen 3  
1.  Bronnen 3 lezen  lastige woorden 
2.. Uitleg de woorden van pagina 4,5,6,7 ( klaar ) Translate 

Slide 8 - Slide

welke woorden zijn nieuw 
bronnen 3 

Slide 9 - Slide

schrijf de moeilijkste
woorden op !

Slide 10 - Mind map

wat is flauw
A
langzaam
B
niet zout
C
zout
D
vlug

Slide 11 - Quiz

wat is gauw
A
langzaam
B
vlug
C
snel
D
oud

Slide 12 - Quiz

wat is beschouwen
"Ik beschouw dit als...................."
A
ik zie dit als.......
B
ik vertel dit als......
C
ik maak dit zo
D
ik bekijk dit als .......

Slide 13 - Quiz

de gemeente
wie is de baas?
A
de baas is de minister
B
de baas is de burgemeester
C
de baas is de directeur

Slide 14 - Quiz

de collega
meervoud ?
A
de collegaen
B
het collega's
C
de collega's
D
het collegaen

Slide 15 - Quiz

de economie
A
iets met geld
B
iets met eten

Slide 16 - Quiz

donderdag les uur 3 
1. dictee woorden 
2. nakijken werkboek oef. 1 ,2 en 3

lesuur 6 We gaan de woorden en nieuwe woorden leren gebruiken over het landschap in onze omgeving !  
we leren over hoe onze  provincie eruit ziet ? 

  

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

start

Slide 20 - Slide

In welke provincie ligt FRYSKE MARREN /LEMMER ?
A
DRENTE
B
GRONINGEN
C
FRYSLâN
D
Friesland

Slide 21 - Quiz

Hoeveel provincies heeft Nederland ?
A
12
B
14
C
13
D
11

Slide 22 - Quiz


wat vertel je aan familie :
"Hoe ziet jou omgeving eruit ?"

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Video

wat zie je niet in de Provincie Friesland
A
Bossen
B
Weiland
C
Water
D
Heuvels

Slide 25 - Quiz

wat is een kustlijn

A
grens met een ander land
B
grens met grasland
C
grens aan de rivier
D
grens aan de zee

Slide 26 - Quiz

Hoe ziet de kustlijn eruit in Friesland ?
A
duinen
B
dijken
C
bossen
D
bergen

Slide 27 - Quiz

wat is een polder ?
A
nieuw land met rivieren
B
nieuw land met veel rivieren
C
land dat onder water heeft gelegen
D
nieuw land met veel meren

Slide 28 - Quiz

Friesland bestaat uit ?
A
polders, meren, rivieren, bossen
B
rivieren, meren, bossen, heuvels
C
heuvels, meren, bossen
D
duinen, meren, rivieren

Slide 29 - Quiz

kaart - plattegrond op  papier 
1. welke woorden van het thema kun je hier bij plakken ? 
wat zie je ? 
2. welke woorden weet je nog meer? 

Je gaat met groepjes  Postits op plakken met de woorden 

Slide 30 - Slide

wat is " vaderland"
A
dat is het land waar je vader woont.
B
dat is het land waar je thuis komt
C
dat is het land waar je van oorsprong vandaan komt
D
je moeder en vader wonen daar.

Slide 31 - Quiz

wat is vlak ?
A
groot land
B
plat land
C
veel water in dat land
D
heuvel land

Slide 32 - Quiz

"gewend" is
het voltooide woord van........ ?
A
gewennen
B
wensen
C
wenden
D
wennen

Slide 33 - Quiz

benieuwd
A
je bent aardig
B
je hebt een nieuwtje
C
je wil het zeker weten
D
je bent nieuwsgierig

Slide 34 - Quiz

het bezwaar
A
een reden om te gaan
B
een reden om wel te gaan
C
een reden om te willen
D
een reden om niet te gaan

Slide 35 - Quiz

Koningsdag!
welke woorden weet je hierbij ?

Slide 36 - Mind map

hoewel
A
tegenstelling in de zin na dit woord
B
vergelijking
C
veel zeggen
D
meestal wel

Slide 37 - Quiz

behalve
A
iets hoort er bij en mag meedoen
B
Wij mogen wel meedoen
C
deze man kan niet
D
hij hoort er niet bij en hij mag niet meedoen

Slide 38 - Quiz

wat is een gewoonte ?

Slide 39 - Open question

wat is een gewoonte in jouw land ?

Slide 40 - Open question

maak een zin met
" rivier "

Slide 41 - Open question

wat is een rapport ?
A
een papier met informatie
B
een schrijven van een kaart
C
een papier met een cijfer
D
iets wordt beoordeeld met soms een cijfer

Slide 42 - Quiz

maak een zin met 3 woorden
"spannend / film/omdat "

Slide 43 - Open question

maak een zin
Ik vorm ( t.t.) : nadenken

Slide 44 - Open question

maak een zin
voltooide tijd en verleden tijd : nadenken

Slide 45 - Open question

wat zijn de uitslagen
A
een kaart met antwoorden
B
een brief met antwoorden
C
een rapport met resultaten
D
een papier met de regels

Slide 46 - Quiz

wat is verzinnen ?
A
iets bedenken
B
een oplossing hebben
C
een tekening kleuren
D
het repareren

Slide 47 - Quiz

Slide 48 - Slide