This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Hst. 9 verzekeren
Slide 1 - Slide
Een risicoavers persoon zoekt zoveel mogelijk risico's op.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quiz
Wat is asymmetrische informatie?
A
Beide partijen hebben evenveel informatie
B
beide partijen hebben niet evenveel informatie
C
beide partijen hebben geen informatie
D
hebben beide partijen
informatie?
Slide 3 - Quiz
Wat betekent moral hazard?
A
na de overeenkomst gaat men zich slechter gedragen
B
na de overeenkomst gaat men zich beter gedragen
C
na de overeenkomst is er geen gedrag meer
D
na de overeenkomst komen er meer hazen
Slide 4 - Quiz
Wat kan de verzekeraar doen tegen moral hazard? 4 trucs
Slide 5 - Open question
Tegen moral hazard
Eigen risico
Uitsluitingen
Premiedifferentiatie
Bonus-malusladder
Slide 6 - Slide
Wat is premiedifferentiatie ?
A
Mensen een premie berekenen die veel te hoog is
B
Mensen een premie berekenen niet bij hun risico past
C
Mensen een premie berekenen die anders dan anders is
D
Mensen een premie berekenen die bij hun risico past
Slide 7 - Quiz
Wat is averechtse selectie ?
A
als alleen de averechtse breisteken meetellen
B
als de slechte risico's de verzekering verlaten
C
Als de goede risico's de verzekering verlaten
D
Selecteren op foute voetballers
Slide 8 - Quiz
Wat kan een verzekeraar doen tegen averechtse selectie? 2 trucs
Slide 9 - Open question
Tegen averechtse selectie
Verzekeraar doet aan risicoselectie (mensen uitsluiten van de verzekering of bepaalde schade uitsluiten)
Verzekering verplicht maken
Slide 10 - Slide
Wat is een bonus-malus ladder?
A
Een ladder van korting en toeslag bij een reisverzekering
B
Een ladder van korting en toeslag bij een autoverzekering
C
Als de gemalen koffie in de bonus is bij AH
D
Een ladder van korting en toeslag bij een zorgverzekering
Slide 11 - Quiz
Wat is een eigen risico?
A
deel van de schade die je zelf moet betalen
B
deel van de schade die de verzekeraar betaalt
C
toeslag op de premie
D
eigen schuld-dikke-
bult premie
Slide 12 - Quiz
Wie betaalt het eigen risico?
A
de verzekeraar
B
de verzekerde
Slide 13 - Quiz
Wat is solidariteit?
A
Voetbalhooligans helpen met het afbreken van het stadion
B
Het verstevigen van bruggen en viaducten
C
Wanneer de verzekeraar ook de schade van onverzekerden vergoedt
D
goede risico's betalen te veel en slecht risico's te weinig
Slide 14 - Quiz
De zorgverzekering moet iedereen accepteren om risicoselectie te voorkomen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
Bij een WA+volledige cascoverzekering wordt de schade ook vergoed als je je eigen auto in de prak rijdt
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
Een aansprakelijkheidsverzekering verzekert je van juridische hulp bij geschillen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quiz
Wat is waar over de Anw?
A
Het is de Algemene Neveninkomstenwet en het is een volksverzekering
B
Het is de Algemene Neveninkomstenweten en het is een werknemersverzekering
C
Het is de Algemene Nabestaandenwet en het is een volksverzekering
D
Het is de Algemene Nabestaandenwet en het is een werknemersverzekering
Slide 18 - Quiz
In welk antwoord staan alleen maar werknemersverzekeringen
A
WIz, WW, WIA
B
AKW, ZW, WW
C
WW, WIA
D
ZW, WW, WIA
Slide 19 - Quiz
Bij de AOW is sprake van een omslagstelsel
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 20 - Quiz
Wat is een omslagstelsel
A
De werkenden van nu betalen voor de ouderen van nu
B
De werkenden van nu betalen voor de ouderen van later
C
De werkenden van nu betalen premie voor zichzelf voor later
D
Een variant op het radslagstelsel bij turnen
Slide 21 - Quiz
De AOW
De AOW is geregeld in de Algemene ouderdomswet (AOW).
De AOW is gebaseerd op het omslagstelsel.
Een omslagstelsel is gevoelig voor veranderingen in de bevolkingsopbouw.
Slide 22 - Slide
Rekenvraag: er zijn 10 miljoen werkenden die €50.000 verdienen. Er zijn 4 miljoen ouderen die €20.000 uitkering willen. Hoeveel procent van hun inkomen betalen de werkenden aan AOW-premie?
Slide 23 - Open question
Er is 4 mjn * €20.000 nodig
Elke werkende betaalt dus per persoon 4 mjn * €20.000 / 10 mjn = €8000