1 Van David, een psalm.
Van de HEER is de aarde en alles wat daar leeft, de wereld en wie haar bewonen,
2 hij heeft haar op de zeeën gegrondvest,
op de stromen heeft hij haar verankerd.
3 Wie mag de berg van de HEER bestijgen, wie mag staan op zijn heilige plaats?
4 Wie reine handen heeft en een zuiver hart, zich niet inlaat met leugens
en niet bedrieglijk zweert.