This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Nieuwjaarsquiz
Planning en afspraken
Waarom taalkunde?
Wat zijn zinsdelen?
Slide 2 - Slide
Welke spelling is juist?
A
Nieuwjaar
B
nieuw jaar
C
nieuwjaar
Slide 3 - Quiz
Sinds wanneer valt Nieuwjaar op 1 januari?
A
Altijd al
B
sinds het jaar 0
C
sinds 45 v. Chr
D
sinds 1053
Slide 4 - Quiz
Wat geloofden de Babyloniërs over Nieuwjaar? (ca. 2600 v. Chr.)
A
Dat de goden de koning wilden doden
B
Dat kwade geesten zouden komen
C
Dat de goden geschenken wilden ontvangen
Slide 5 - Quiz
Sinds wanneer steken Nederlanders zelf vuurwerk af?
A
18e eeuw
B
19e eeuw
C
ca. 1930
D
ca. 1950
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Slide
Stap 5 (introductie)
Stap 5
Deze week:
Blok 1 (het gezegde)
Slide 8 - Slide
Je leert je grammaticale kennis bewust en effectief te gebruiken.
Waarom?
Als je jouw taalpalet beter leert te gebruiken, word je succesvoller en zal je meer begrijpen en begrepen worden.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Beschrijf in één zin wat je op het plaatje ziet.
Slide 11 - Slide
Zinsdelen
De minister bekeek zichzelf in de spiegel.
Naar wie verwijst zichzelf?
Slide 12 - Slide
Zinsdelen
De minister zag dat de ambtenaar zichzelf bekeek in de spiegel.
Naar wie verwijst zichzelf?
Slide 13 - Slide
Zinsdelen
De ambtenaar van de minister bekeek zichzelf in de spiegel.
Naar wie verwijst zichzelf?
Slide 14 - Slide
Zinsdelen
Conclusie:
Zichzelf verwijst niet naar losse woorden (ambtenaar, minister), maar naar hele woordgroepen (de ambtenaar, de minister, de ambtenaar van de minister).
Blijkbaar denken we niet in losse woorden, maar in woordgroepen (zinsdelen)
Slide 15 - Slide
Leerdoelen
Je kent het verschil tussen het werkwoordelijk gezegde en het naamwoordelijk gezegde;
Je kunt bewust een werkwoordelijk gezegde en/of een naamwoordelijk gezegde toepassen in een eigen tekst.
Slide 16 - Slide
Zin
Wat is een zin?
Slide 17 - Slide
Zin
Een zin vertelt een verhaal in het kort.
Er wordt altijd iets gezegd.
Slide 18 - Slide
Peuterzinnen
Een peuter is een klein taalwonder
Slide 19 - Slide
Wat wordt er gezegd?
De zin zegt iets over een handeling die is/was/wordt verricht óf
De zin zegt iets over een eigenschap die iets of iemand heeft
Slide 20 - Slide
Lees de zin en ontdek wat er gezegd wordt. Is er sprake van een werkwoordelijk gezegde of van een naamwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
(het onderwerp doet iets)
naamwoordelijk gezegde
(het onderwerp is iets)
Hoewel mijn klasgenoten vele netflixseries bingewatchten, heb ik in diezelfde periode een stapel boeken gelezen.
Een belezen persoon schijnt gelukkiger en empathischer te zijn.
Lezen is vooral ontspannend en leuk.
Docenten vertellen graag over de andere voordelen
Je moet vooral een boek kiezen dat bij jou en je interesses past.
Als je veel leesmeters maakt, zal je merken dat lezen steeds gemakkelijker gaat.
Slide 21 - Drag question
Huiswerk DONDERDAG 7 januari:
modulewijzer (stap 5) te vinden in ELO. (onderste document)