This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 10 min
Items in this lesson
Herhaling werkwoordspelling
Slide 1 - Slide
Dinsdag 3 april
- Lezen
- Herhalen werkwoordspelling. Eerder klaar? Pak je leesboek erbij.
- Iedereen klaar: enkele meest gemaakte fouten bespreken.
Slide 2 - Slide
Op welke manier worden de Engelse werkwoorden vervoegd in de Nederlandse taal?
A
Met dezelfde regels die gelden voor de vervoeging van het werkwoord in het Engels
B
Je volgt dezelfde regels als de regels die gelden voor de Nederlandse taal
Slide 3 - Quiz
Als je de stam van het werkwoord nodig hebt, haal je letterlijk -en van het hele werkwoord af.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quiz
Wanneer wordt een werkwoord met -tt of -dd vervoegd?
A
Als een werkwoord in de Als een werkwoord in de tegenwoordige tijd staat en de ik-vorm bevat al een -d of -tverleden tijd staat
B
Als een werkwoord in de tegenwoordige tijd staat
C
Als een werkwoord in de tegenwoordige tijd staat en de ik-vorm bevat al een -d of -t
D
Als een werkwoord in de verleden tijd staat en de stam van het werkwoord bevat al een -d of -t
Slide 5 - Quiz
werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.
Slide 6 - Quiz
Werkwoordspelling
A
Zij heeft het huis geverft
B
Zij heeft het huis geverfd
Slide 7 - Quiz
Hoe moet 'daten' dan vervoegd worden? (tt) Hij .... veel nu hij weer vrijgezel is.
A
date
B
datet
C
dattet
D
datete
Slide 8 - Quiz
Is de persoonsvorm in de volgende zin goed gespeld? Wordt je broertje niet moe van zoveel voetballen?
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quiz
Is de persoonsvorm in de volgende zin goed gespeld? Wordt je niet moe van zoveel voetballen?
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quiz
Vervoeg de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. In de Grand Prix van Monaco (gebeuren) het vaak dat een coureur de bocht niet haalt.
Slide 11 - Open question
Vervoeg de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. Ieder jaar toetst het waterschap de dijken en (herstellen) eventuele schade.
Slide 12 - Open question
Vervoeg de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. Mijn oom (kleden) zich wat vreemd.
Slide 13 - Open question
Vervoeg de persoonsvorm in de verleden tijd. De kapper (krabben) zich achter de oren.
Slide 14 - Open question
Vervoeg de persoonsvorm in de verleden tijd. Hij leefde alsof hij niets en niemand (vrezen).
Slide 15 - Open question
Vervoeg de persoonsvorm in de verleden tijd. Volgens mij (missen) je vrienden de trein, want ze zijn te laat.
Slide 16 - Open question
Vervoeg de persoonsvorm in de verleden tijd. Drie dagen geleden (storten) wij dat bedrag al.
Slide 17 - Open question
Vervoeg de persoonsvorm in de verleden tijd. Gisteren (verlichten) hij de tuin met fakkels.
Slide 18 - Open question
Vervoeg de persoonsvorm in de verleden tijd. De meeste verzekeringen (vergoeden) de waterschade van vorig jaar niet.
Slide 19 - Open question
Vervoeg de persoonsvorm in de verleden tijd. Wij (weten) niet hoe we dat ongeluk konden voorkomen.
Slide 20 - Open question
Vervoeg de persoonsvorm. Als uit de zin niet blijkt om welke tijd het gaat, vul je de tt in. Die motorrijder (racen) door de straat.
Slide 21 - Open question
Vul de ontbrekende letter(s) in. Als uit de zin niet duidelijk wordt om welke tijd het gaat, vul dan de tt in. Eenmaal beloof..., moet je het ook uitvoeren.
Slide 22 - Open question
Versprei.. je dat nieuws niet te snel?
A
verspreit
B
verspreid
C
verspreidt
Slide 23 - Quiz
De buren verbran.. het tuinafval vorig jaar gewoon op straat
A
verbranden
B
verbrandde
C
verbrandden
D
verbrande
Slide 24 - Quiz
Het is niet verstandig, als je voortdurend van tactiek verander...
A
veranderd
B
verandert
C
veranderde
D
veranderdt
Slide 25 - Quiz
De receptioniste versprei... meestal alle binnengekomen post.
A
verspreid
B
verspreidt
C
verspreit
Slide 26 - Quiz
gepland
plantten
planten
geplant
plantte
Ik .... een nieuwe boom in de tuin.
Mijn buurvrouw ... gisteren nieuwe geraniums in de plantenbak.
Wij hebben gisteren tomatenplanten ....
Jullie zullen binnenkort wat nieuwe tulpenbollen ... , toch?
De docenten ... afgelopen week nieuwe kruiden in de moestuin.
plant
Slide 27 - Drag question
We hebben de werkwoordspelling...
We hebben deze les dus al hard...
Nu weet ik precies hoe dit werkwoord ... moet worden.
herhaalt
herhaald
gewerkt
gewerkd
gespelt
gespeld
gespeldt
Slide 28 - Drag question
Menig leerling [ ] zich de strijd met de vervelende d’s en t’s. Je moet er goed op letten dat de laatste letter, afhankelijk van de vorm en tijd van het werkwoord, soms [ ]. Het is dan ook niet voor niets dat de werkwoordspelling jaarlijks wordt
[ ]. Een foutje is ook na jarenlange training, nauwgezette oefening en gerichte uitleg zo [ ]. Hoewel er enkele lastige regels toegepast dienen te worden, moet je er wel op blijven letten dat iedere letter de juiste uitgang krijgt die het heeft
[ ].
Zorg ervoor dat je alle regels nog een keer zorgvuldig [ ]. De werkwoordspelling is echt nooit [ ], maar bij het schrijven heb je het stappenplan gewoon niet voldoende
[ ]. Het [ ]vast nog wel eens dat je een slordigheidsfoutje maakt, maar je tekst krijgt de zorg die het