Present simple
Ook deze tijd kun je voor de toekomst gebruiken. Dat doe je als het gaat om vastgestelde tijden. Denk aan aankomst- en vertrektijden van treinen, vliegtuigen e.d., openings- en sluitingstijden van winkels, begin- en eindtijden van voorstellingen, school e.d.
1) The shops close at six. } Snap je het verschil tussen 1 & 2?
2) The shop closes at six. }
3) The train leaves at 6.15.
4) The film start in 10 minutes.
Let op: je mag dan dus niet will of going to gebruiken!
Now >>>>> do exercises 12 - 13 - 14 in your workbook!
More instruction needed? watch the clip